De Bijbel een Joods Boek

Bijbelstudie-De-Bijbel-een-Joods-Boek.png10 jul

Er zijn heel wat wetenswaardigheden over de Bijbel op te noemen. De Bijbel is het oudste Boek van de wereld; er worden meer dan 560 miljoen Bijbels per jaar verkocht (1997); ondanks de ouderdom is de Bijbel nog steeds actueel; het heeft vele aanvallen weerstaan (Romeinse keizers die alle Bijbels lieten verbranden, de Rooms Katholieke Kerk die de Bijbel tot een verboden boek maakte en in onze tijd probeert de moderne schriftkritiek de Bijbel krachteloos te maken), maar het wonder is dat Gods Woord altijd staande bleef; de Bijbel is ook het meest vertaalde boek ter wereld. Uiteindelijk komen al die miljoenen Bijbels en al die vertalingen allemaal voort uit één oorspronkelijke Hebreeuwse en Griekse Bijbel.

Waarin is de Bijbel zo bijzonder?

Inderdaad, de Bijbel is heel bijzonder. Maar wat maakt de Bijbel nu zo uniek? Allereerst omdat het als enige Boek ter wereld geinspireerd is door God. Dat betekent dat de schrijvers de Bijbel zo schreven, zoals God het zelf gewild en bedoeld heeft. De Heilige Geest leidde de gedachten van de Bijbelschrijvers zo, dat ze het schreven zoals Hij de Bijbel voor ons, mensen bedoelde. Hierdoor kunnen wij ook zeggen dat de Bijbel onfeilbaar is. Dat betekent dat de woorden die in dit Boek geschreven staan allen volkomen te vertrouwen zijn.
We zullen verder zien dat de Bijbel uniek is in z'n ontstaan, in z'n overlevering en in z'n verspreiding. Maar voordat ik hiertoe overga wil ik eerst de bijzondere positie benadrukken, die het Joodse volk heeft, zowel bij het ontstaan, als bij de overlevering (en in mindere mate bij de verspreiding).
We kunnen ons de Bijbel niet voorstellen zonder het Joodse volk en het Joodse volk niet zonder de Bijbel. Israel wordt daarom wel het 'volk' van 'het Boek' genoemd. Bij de laatste stelling, dat we het Joodse volk niet kunnen voorstellen zonder Bijbel zit direct een voor ons pijnlijke frictie. Want voor het eerste deel van de Bijbel gaat de stelling heel goed op: we kunnen ons het Joodse volk niet voorstellen zonder de Tenach (het Oude Testament). Maar helaas, het Joodse volk stelt het momenteel wel zonder het tweede deel van de Bijbel, het Nieuwe Testament. Velen zien niet in dat dit 2e deel ook maar op enige wijze een Joods Boek zou kunnen zijn.
We zullen nu eerst behandelen, waarom we de Bijbel niet kunnen voorstellen zonder de inbreng van het Joodse volk. We kunnen wel stellen, dat zonder het Joodse volk er 'menselijkerwijs gesproken' geen Bijbel zou zijn geweest. Daarna komt ook aan de orde, dat het Joodse volk niet zonder Bijbel kan. En hierbij bedoel ik in dit geval de hele Bijbel, zowel Oude als Nieuwe Testament.

De Bijbel is uniek in zijn ontstaan

Het woord Bijbel komt van het Griekse woord Biblia, wat 'boeken' betekent. Hieruit merken we al direct op dat de Bijbel niet één boek is, maar uit meerdere boeken is samengesteld. De diversiteit aan Bijbelboeken zijn geschreven door meer dan 40 schrijvers over een periode van in totaal 1500 jaar. Dit alleen al is een bijzonder gegeven. Over het algemeen wordt een boek door één of enkele schrijvers samengesteld. Als we aan een encyclopedie denken zouden het er misschien 40 kunnen zijn. Maar dan wel 40 die toch zo ongeveer gelijktijdig leefden. Misschien dat er wel eens 1 á 2 geslachten tussen zitten, maar 1500 jaar? En dan toch zo'n samenhangende eenheid! Dat is echt uniek. Elke schrijver had zo zijn eigen achtergrond, leefmilieu, kennis en ervaring. Om wat voorbeelden te noemen: Mozes was schaapherder geweest, maar ook prins aan het hof van Farao. Jeremia was een priesterzoon, die al jong geroepen werd tot profeet. Amos was veeherder, Petrus was visser, Paulus een Farizeeer en Mattheus een tollenaar. Wat ze gemeen hebben: het zijn allemaal schrijvers van de Bijbel, geboren als nageslacht van Abraham, Izak en Jakob en dus behorend tot het Joodse volk.
Wat ze nog meer gemeen hebben, is dat ze ondanks dat de schrijvers elkaar soms helemaal niet kenden of ontmoet hadden en ondank dat er soms vele eeuwen tussen deze schrijvers zat, ze toch allemaal schreven met hetzelfde doel: Gods verlossingsplan met deze wereld door de komst van een Verlosser: Jezus Christus. En ook dit doel was weer onlosmakelijk verbonden met het Joodse volk. God sloot immers een verbond met Abraham, Hij verkoos Israel tot Zijn bijzondere volk, aan wie Hij Zijn beloften gaf, tot heil van alle natien. Niet omdat het een groot of sterk volk was, maar uit Zijn liefde tot dat volk. Mozes zegt: "Want gij zijt de HEERE, uw God een heilig volk; u heeft de HEERE, uw God, verkoren, dat gij Hem tot een volk ten eigendom zoudt zijn uit alle volken, die op de aardbodem zijn. De HEERE heeft geen lust tot u gehad, noch u verkoren, om uw veelheid boven alle andere volken; want gij waart het kleinste van alle volken. Maar omdat de HEERE u liefhad, en opdat Hij hield de eed, die Hij uw vaderen gezworen had, heeft u de HEERE met een sterke hand uitgevoerd, en heeft u verlost uit het diensthuis, uit de hand van Farao, koning van Egypte (Deut. 7:6-8).
Uit Israel zou namelijk de Messias geboren worden, die tot zaligheid van al de volken wezen zal.

Ontstaan van de eerste vijf boeken

Als we naar het ontstaan van de eerste Bijbelboeken kijken komen we uit bij Mozes, die de eerste 5 boeken van de Bijbel schreef. Mozes heeft onder de leiding van God de geschiedenis vanaf de schepping tot aan de tocht van het volk van Israel door de woestijn beschreven (dus van ca. 4000 tot 1400 voor Christus). Vanaf het begin van de schepping zullen veel geschiedenissen mondeling zijn doorgegeven (men leefde tot de tijd van Noach gemiddeld zo'n 900 jaar, waardoor de vervorming door de mondelinge overlevering gering zal zijn geweest). Na de zondvloed nam de gemiddelde leeftijd van de mensen af, al heeft Sem toch nog 50 jaar tegelijk met Jakob en Ezau geleefd. In de tijd van Abraham waren ook de kleitabletten al bekend, door middel waarvan mogelijk de aartsvaders hun geschiedenissen op schrift hebben gesteld en hun kinderen nagelaten. Mozes zal gebruik gemaakt hebben van deze mondelinge en schriftelijke bronnen.
In Exodus, Leviticus en Numeri zijn voor het volk Israel veel wetten en inzettingen beschreven, waardoor de basis van een 'volksidentiteit' ontstond. We kunnen dit op schrift stellen van de eerste 5 boeken van de Bijbel zien als een manier waarop God Zijn verbond en verbondenheid aan het Joodse volk wilde bewijzen door het uit te drukken in Schrifttaal, in eeuwig blijvende Woorden, die nu het eerste gedeelte van de Bijbel vormen. Bij de Joden heten de eerste 5 boeken van Mozes de Thora dat 'onderwijzing' betekent.

Samuel

Na Jozua en de Richterentijd werd Samuel (circa 1100 voor Chr.) geboren. In zijn tijd waren er profetenscholen in Israel, die naar men denkt ook delen van de Bijbel hebben beschreven. Zo worden de boeken Richteren en Ruth toegeschreven aan Samuel of één van de profeten uit zo'n profetenschool. In het eerste boek van Samuel sterft de ziener zelf. De geschiedenissen die daarna in ditzelfde boek staan, dat zijn naam draagt, moeten dan wel geschreven zijn door andere profeten. De Bijbel zelf geeft hier ook wat nader toelichting over in 1 Kronieken 29:29, waar we lezen dat de geschiedenissen van David zijn opgeschreven door Samuel, Nathan en Gad: "De geschiedenissen nu van de koning David, de eerste en de laatste, ziet, die zijn geschreven in de geschiedenissen van Samuel, de ziener, en in de geschiedenissen van de profeet Nathan, en in de geschiedenissen van Gad, de ziener".
Ook de boeken 1 en 2 Koningen (ca. 980 - 586 voor Chr.) zijn geschreven door diverse profeten, zoals in de verwijsteksten in Kronieken vermeld staan.
In de tijd van de koningen, zowel in het tweestammenrijk Juda als in het tienstammenrijk Israel spraken en schreven ook de profeten hun profetieen, gedreven door de Heilige Geest. Denk bijvoorbeeld aan Jesaja, Hosea of Habakuk. Ook tijdens en na de Babylonische ballingschap schreven profeten hun geschriften (Ezechiel, Zacharia).
Na de Babylonische ballingschap is het de priester Ezra geweest die de canon van het Oude Testament voor het grootste gedeelte bij elkaar heeft gebracht. En naast het boek onder zijn eigen naam is hij waarschijnlijk ook de redacteur geweest van het boek Kronieken.

Volgorde Joodse Bijbel

Een wetenswaardigheid is dat de Joodse Tenach er qua volgorde wat anders uitziet dan de volgorde van ons Oude Testament. De Joden hebben de Tenach opgedeeld in drie delen: de Thora, de Profeten en de Geschriften. Van deze laatste vormde de Psalmen het belangrijkste boek. Ook de Heere Jezus lijkt deze driedeling te gebruiken in Lukas 24:44, waar Hij zegt: "namelijk dat het alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes (Thora), en de Profeten, en Psalmen (Geschriften)". De boeken Jozua tot en met Koningen vallen bij de Joden onder de (vroege) profeten. De late profeten zijn de boeken van Jesaja tot en met Maleachi, met uitzondering van het boek Daniel, dat onder de Geschriften valt. Het geschrift 'Kronieken' is bij de Joden het laatste Bijbelboek van de Tenach. Als de Heere Jezus spreekt over het bloed dat gestort is "van de rechtvaardige Abel af, tot op Zacharia" (Matth. 23:35), dan bedoelt Hij de hele Tenach, van Genesis (Abel) tot en met Kronieken (Zacharia).
Zo ontstond het Oude Testament. De geschiedenis van Israel, het 'volk van het Boek', is ermee opgetekend in al zijn hoogte- en dieptepunten. God gaf hen Zijn levendmakende Woorden. Na de profetie van Maleachi was het 400 jaar stil, voordat het Woord Zelf Vlees werd. Hij kwam onder Zijn volk wonen en zij hebben Hem niet gekend (Joh. 1:11). Maar degenen die Hem aangenomen hebben, die Hem herkenden als de Messias die komen zou, dat waren ook degenen die Gods Nieuwe Verbond gingen opschrijven. Het tweede deel van Gods Woord ontstond. Het heil zou nu ook naar de heidenen gaan.
Het Nieuwe Testament ontstond van circa 45 tot 95 na Chr. en bestaat uit 27 boeken/brieven. De meeste werden niet in Israel, maar in diverse landen en plaatsen rond het Middellandsezee gebied geschreven. Wel waren het opnieuw allen Joodse schrijvers; Joodse mensen die volgelingen waren van de Heere Jezus Christus, het vleesgeworden Woord. Paulus heeft 14 brieven geschreven (er vanuit gaande dat de brief aan de Hebreeen ook van zijn hand is), vanuit diverse plaatsen. 6 brieven schreef hij vanuit Rome, waar hij twee keer gevangen heeft gezeten. Verder schreef hij brieven toen hij in Korinthe, Efeze en Macedonie verbleef. Petrus, Lukas en Markus schreven ook vanuit Rome, terwijl Johannes zijn brieven in Efeze schreef en de Openbaring vanaf Patmos. Petrus schreef zijn eerste brief vanuit Babylon (1 Petr. 5:13).
Wonderlijk, dat al deze brieven en boeken op zoveel verschillende plaatsen door Joodse mensen geschreven, in één Bijbel zijn terechtgekomen en een eenheid vormen, elkaar aanvullen en onderstrepen. Getuigend van het vleesgeworden Woord

De overlevering van de Bijbel

Hoe werden de woorden van God nu door al die eeuwen heen bewaard? Dat was het werk van het 'volk van het Boek'. Aan hen hebben we een uitzonderlijk nauwkeurige overlevering te danken. Als voorbeeld van het overleveren van de Bijbel nemen we een psalm van David. David schreef een psalm op een stuk papyrus of perkament, wat werd overgeschreven om bijvoorbeeld dienst te doen voor de zangers in de Tempel. Omdat er meerdere psalmen werden geschreven, werden deze achter elkaar op een boekrol gezet. Zo ontstond de boekrol van (een deel van) de Psalmen. De boekrollen werden bewaard en werden in verband met slijtage voortdurend overgeschreven. Ten tijde van Ezra werden alle Bijbelrollen (dus van Thora, Profeten en Geschriften) verzameld en werden bewaard in de Tempel en in de synagogen. Dit is sindsdien door de eeuwen heen zo gedaan.
Na de verwoesting van Jeruzalem (70 na Chr.) en de opstand van Bar Kochba (135 na Chr.) leeft het Joodse volk in de Diaspora, de verstrooiing. Echter, het overleveren van de Tenach van geslacht op geslacht ging onverminderd door.
Vanaf de vroege Middeleeuwen werden de Joodse bewaarders 'Masoreten' genoemd. Deze schreven de Bijbel op een zeer nauwkeurige manier over. Zo werd in de kantlijn van de tekst het aantal letters genoteerd, het aantal uitdrukkingen, de middelste letter elk vers en het midden van elk boek. Dit alles werd gecontroleerd via tellingen. Zo weten we dat de Alef (de eerste letter van het Hebreeuwse alfabet 42.377 keer in het Oude Testament voorkomt, en de Beth (2e letter) 38.218 keer.
Voor en tijdens het overschrijven van de Bijbel, moesten de Masoreten zelf ook aan allerlei voorschriften voldoen. Zo moest de schrijver zich eerst wassen en zich in religieus gewaad kleden, voor hij mocht beginnen met overschrijven. Hij mocht geen woord of letter uit zijn hoofd schrijven. Tussen de letters moest een haarbreedte ruimte zitten en tussen de woorden een ruimte van één letter. Het was zo'n belangrijk werk voor de Masoreten, dat zelfs al zou een koning hem aanspreken, dan mocht hij daarvan geen nota nemen. Als er een schrijffout optrad in de boekrol, dan werd de boekrol begraven.
Door de nauwkeurige manier van overschrijven zijn er van het Oude Testament weinig overschrijffouten bekend. Dat werd duidelijk bewezen toen in 1947 de zogenaamde 'Dode Zee-rollen' gevonden werden. Dit zijn boekrollen die tijdens de Joodse opstand (rond het jaar 70 na Chr.) verborgen zijn in de grotten van Qumran (circa 12 km. ten zuiden van Jericho).
Uit een vergelijking tussen de Dode Zee-rollen en de oudste nog steeds bestaande Bijbelteksten (uit de 10e eeuw na Chr.) bleek er nauwelijks verschil te zijn in de teksten. Dit betekent dat er ongeveer 10 eeuwen lang nauwelijks overschrijffouten zijn ontstaan.

De verspreiding van de Bijbel

Dat de Bijbel zo secuur is overgeleverd betekent nog niet dat deze ook is verspreid over de hele wereld. Want als het aan de Joodse geleerden had gelegen was dit ook niet gebeurd. Men schreef de Bijbel nauwkeurig over voor de nakomelingen van het eigen volk. Het historische besef dat ze het uitverkoren volk van God zijn, zat (en zit) diep verankerd in het Joodse volk. Dat het Woord van God toch verspreid is over de hele wereld, heeft zijn wortel in die Ene Joodse Man, de Heere Jezus, die het zendingsbevel gaf: "Gaat dan heen, onderwijst al de volken, hen dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb." (Matth. 28:19).
Dit zendingsbevel is door de discipelen en later door Paulus in praktijk gebracht. Paulus benoemt zelf hierbij zijn 'strategie': hij gaat eerst naar de Jood en dan naar de Griek. Ook wilde hij naar plaatsen waar nog niemand eerder het Evangelie had gebracht (Rom. 15:20).
Anderen hebben het werk van Paulus en de andere apostelen overgenomen. Ze gingen het hele Romeinse Rijk door en ook na de val van het Romeinse Imperium bleef het Christendom zich verspreiden. Zo hebben in Nederland zendelingen uit Engeland en Ierland (Willibrord en Bonifatius) het evangelie gebracht.
Naast de mondelinge verspreiding van Gods Woord, ontstond ook de schriftelijke verspreiding. Hierbij was, evenals bij de mondelinge Woordverkondiging, een 'vertaalslag' nodig. De Bijbel was immers in het Hebreeuws (Oude Testament) en het Grieks (Nieuwe Testament) geschreven. Een Griekse vertaling van het Oude Testament was al voor handen. Deze 'Septuaginta' was door Joodse geleerden in de Diaspora in de tweede eeuw voor Christus gereed gekomen.
Een van de eerste vertalingen van de totale Bijbel was die in het Latijn, de spraak van de Romeinen. Deze vertaling kwam van Hieronymus, en wordt de Vulgata genoemd. Hij is eeuwenlang in de Rooms Katholieke Kerk gebruikt. In de Rooms Katholieke Kerk werd het vertalen van de Bijbel in andere talen eeuwenlang niet wenselijk geacht. Pas in de 14e eeuw durfde John Wycliffe in Engeland het aan de Bijbel in een andere taal dan het Latijn te vertalen. Later volgde Erasmus, die de Bijbel opnieuw in het Latijn vertaalde en Luther, die de Bijbel in het Duits vertaalde. Vanaf de Reformatie wordt de Bijbel vertaald in elke landstaal, waar het Woord gebracht wordt.

En de Joodse mensen?

Aan het begin van deze katern noemde ik reeds dat het Joodse volk een minder grote inbreng had bij de verspreiding van Gods Woord. Ze zien de Tenach (terecht) als hun Boek, wat van Joodse schrijvers is, wat gaat over de Joodse geschiedenis en bestemd is voor hen, het Joodse volk. Maar het is slechts het (eerste) deel van de Waarheid. Het tweede deel, de vervulling van de beloften die er zijn in Christus Jezus, erkennen velen niet. Sterker nog: ze weten veelal niet eens dat het Nieuwe Testament een Joods Boek is. Voor hen zijn de begrippen Christus (Grieks voor Messias), Jezus (Grieks voor Jesjoea) 'heidense' begrippen. Hooguit weten ze nog dat Jezus van oorsprong Joods was, maar dan wel Iemand, die afvallig geworden was.

Hoe heeft deze situatie toch kunnen ontstaan? Hebben wij als heiden-Christenen de Joodse medemens niet blijvend kunnen benaderen met het Evangelie, dat toch 'Eerst voor de Jood, en ook voor de Griek' is? Het antwoord hierop is helaas: Nee. Wij als Christenen vanuit de heidenen hebben eerder de Joden van ons vervreemd, dan hen aan ons gebonden.
Al spoedig na de 1e eeuwen van onze jaartelling kwam er een scheiding tussen Kerk en Synagoge. Al vroeg in de kerkgeschiedenis werd de verwerping door het Joodse volk van Jezus als Messias, door de Christenen aangegrepen om het hele Joodse volk in het 'beklaagdenbankje te zetten. Van een theologische veroordeling van het Judaístische geloof naar een daadwerkelijk vervolgen van alles wat maar Joods was, is niet zo'n hele grote stap. Wat bijvoorbeeld te doen met een synagoge in Milaan die is afgebrand (weliswaar door Christenen in brand gestoken)? De kerkvader Ambrosius zei, dat men die niet mag herbouwen, 'opdat er geen plaats zou bestaan waar Christus wordt geloochend'. Wat te doen met Christenen in Antiochie die sympathiseerde met de Joodse gebruiken (bijvoorbeeld de Joodse feesten)? De kerkvader Chrysostomos wijdde er een achttal preken aan, waarbij hij fel uitvoer naar de Joden. 'Inderdaad, de synagoge is niet alleen een bordeel en een theater, maar ook een hol voor rovers en een onderkomen voor wilde dieren'. Zo probeerde men al het Joodse 'bijgeloof' uit de Christelijke Kerk te weren.

In de tijd van keizer Constantijn (313 na Chr.) kwam er vrijheid van Godsdienst, behalve voor het Jodendom. De Joden kregen allerlei beperkingen in de uitoefening van hun Godsdienst, omdat ze Jezus verworpen hadden.
Via de Middeleeuwen en de kruistochten komen we in grote stappen bij Hitler, die totaal geen Christen genoemd kan worden, maar vanuit Joods perspectief wel in de lijn van de Christelijke traditie staat. Zelf zag Hitler dat ook zo blijkens zijn citaat aan Roomse bisschoppen: '1500 jaar heeft de Katholieke Kerk de Joden als parasieten beschouwd en hun naar het getto verbannen. Zij wist wat zij aan de Joden had. Ik sluit me alleen maar aan bij wat er al 15 eeuwen gedaan is. Misschien bewijs ik het Christendom de grootste dienst'.

En voor dat wij, Protestanten, de vinger wijzen naar de Rooms Katholieke Kerk, noem ik nog een citaat van de Evangelisch Lutherse Kerk uit 1941: 'De verordeningen van de Reichspolizei hebben de Joden terecht gebrandmerkt als geboren vijanden van de wereld en het Derde Rijk'. Omdat de Evangelische Kerk in Duitsland de opdracht heeft haar lidmaten in hun godsdienstig leven pastoraal te begeleiden, eist zij, dat Christenen van het Joodse ras uit de Evangelische Kerk moeten worden verwijderd'.
Uiteraard is er ook altijd een tegengeluid geweest. In de Tweede Wereldoorlog begon Bonhoeffer zijn 'Bekennende Kirche', waarmee hij fel tegen bovenstaande uitlatingen protesteerde.
Maar wat echt helpt, is pas de laatste decennia opgebloeid. Christenen die gingen inzien dat ze de Joodse medemensen eeuwenlang iets hadden onthouden. En dat is dat we hen hun eigen Joodse Boek hebben onthouden. Ook voor het Joodse volk gelden de woorden uit Hand. 4:12 "want er is ook onder de hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welke wij moeten zalig worden". En ook nu nog geldt het woord uit Romeinen 1:16 "eerst de Jood, en ook de Griek". Daarnaast is er een rijke belofte in Romeinen 11:26, waar staat: "En alzo zal geheel Israel zalig worden". De Joodse gelovige David Christian Ginsburg heeft dat al in 1877 ingezien, toen hij het Nieuwe Testament vanuit het Grieks in het Hebreeuws vertaalde. Hierdoor kunnen Joodse mensen kennis nemen van hun eigen Boek in hun eigen vertrouwde taal.

Ja, er is een rijke belofte voor het Joodse volk. En we mogen nu al vruchten zien van de verspreiding van het Joodse Boek onder de Joodse mensen. In Israel, Duitsland, Frankrijk, Hongarije en in de voormalige Sovjetrepublieken worden duizenden Bijbels uitgedeeld aan Joodse mensen, die door het lezen hiervan tot geloof mogen komen in Jesjoea HaMessiach. Vele Messiasbelijdende gemeenten worden gesticht in Israel en daarbuiten. En velen Joodse gelovigen in de Heere Jezus Christus erkennen dat ze door het lezen van het Nieuwe Testament zagen dat ook hun Messias reeds gekomen is: De Heere Jezus Christus.

« Terug

Sluiten