Houdt God ons verantwoordelijk voor de misstappen van onze voorouders tijdens de Holocaust?

Nieuws-Schuld-belijden.png04 dec

door Dr. Pieter A. Siebesma

Afgelopen maand heeft de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) een schuldbelijdenis gepubliceerd betreffende de houding van de kerken tegenover de Nederlandse Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook een aantal predikanten uit de gereformeerde gezindte hebben een soortgelijke Handreiking gepubliceerd. Dit heeft een stroom van reacties opgeleverd, zowel positieve als negatieve. Zelfs in de Joodse gemeenschap reageerde men niet unaniem positief.

Binnen de kerken waren het vooral kinderen en kleinkinderen van verzetsstrijders die negatief reageerden. Volgens hen deden deze verklaringen geen recht aan wat hun (groot)ouders tijdens de oorlog hadden gedaan voor de vervolgde Joden.

Hieronder wil ik eerst twee punten noemen die in deze discussie volgens mij nog niet (voldoende) zijn belicht. Daarna wil ik nagaan of er een Bijbelse basis is voor het belijden van schuld wanneer ons voorgeslacht te kort is geschoten.
De onderliggende vraag is of God ons verantwoordelijk houdt voor de zonden van ons voorgeslacht.

Om je af te vragen

Het doen van een schuldbelijdenis lijkt op het eerste gezicht heel sympathiek. Toch zijn er vragen bij te stellen.

Ten eerste, het lijkt tegenwoordig wel haast mode om je voor alles wat er in het verleden is misgegaan te verontschuldigen. Maar beseffen we wel dat een schuldbelijdenis ook verplichtingen schept.
Als bijvoorbeeld een kerk eerst schuld belijdt aan het Joodse volk en vervolgens de BDS-beweging, die oproept tot boycot van Israël, gaat steunen, dan maakt zij zichzelf geheel ongeloofwaardig. De BDS-beweging is een vorm van antisemitisme. Als gelovigen behoren we iedere vorm van antisemitisme krachtig af te wijzen. Dus ook de BDS.

Ten tweede, als wij schuld belijden omdat onze (groot)ouders tekort zijn geschoten in de Tweede Wereldoorlog tegenover de Nederlandse Joden, impliceert het dat wij het destijds beter zouden hebben gedaan.
En dat is juist iets wat ik niet van mezelf weet. Zou ik Joodse onderduikers in huis hebben genomen? Het is gemakkelijk om vanuit onze comfortabele positie te oordelen. Nederland zuchtte toen onder een wreed en niets ontziend regime. Het in huis nemen en verbergen van Joden voor de nazi’s kon je je leven en dat van je gezinsleden kosten.
In het huis van de familie ten Boom in Haarlem waren indertijd Joden ondergedoken, die net op tijd wisten te ontsnappen en de oorlog overleefden. Maar de vader van Corrie ten Boom, Casper, overleed tien dagen na zijn arrestatie in de gevangenis van Scheveningen, haar zus Betsie kwam om in Ravensbrück en haar broer Willem was zo verzwakt dat hij in 1946 aan een ziekte overleed die hij de gevangenis had opgelopen.
Als de Tweede Wereldoorlog zich op welke manier dan ook zou herhalen, hebben we dan niet vooral Gods genade nodig om net als een familie ten Boom op te komen voor het Joodse volk?

Wat zegt het Nieuwe Testament over schuld belijden?

Het Nieuwe Testament spreekt alleen over schuld ten opzichte van onze medemensen. Bijvoorbeeld in de Bergrede: “Als u dan uw gave daar bij het altaar offert en u zich herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar bij het altaar achter en ga heen, en verzoen u eerst met uw broeder en kom dan terug en offer uw gave” (Matt. 5:23-24). En als Petrus aan Jezus vraagt hoe vaak hij zijn broeder moet vergeven, antwoordt Jezus: “Niet tot zevenmaal maar tot zeventig maal zevenmaal” (Matt. 18:22).

God houdt ons verantwoordelijk voor onze eigen zonden en die kunnen we altijd bij Hem brengen. Maar het Nieuwe Testament zegt volgens mij niets over de schuld van het voorgeslacht. Dat valt te begrijpen, omdat je na je bekering een nieuwe schepping bent in Christus. Je zonden zíjn dan vergeven.

Vanzelfsprekend dien je anderen te vergeven en diegenen die jij kwaad hebt gedaan om vergeving te vragen.
Dat is ook in overeenstemming met het Oude Testament. Of in de woorden van Ezech. 18:20: ”De mens, die zondigt die zal sterven. De zoon zal de ongerechtigheid van de vader niet dragen, en de vader zal de ongerechtigheid van de zoon niet dragen. De gerechtigheid van de rechtvaardige zal op hemzelf zijn, en de goddeloosheid van de goddeloze zal op hemzelf zijn.” Ieder mens is dus primair zelf verantwoordelijk.

Dit is goed nieuws voor kinderen van ouders die fout waren in de oorlog. God houdt hen niet verantwoordelijk voor de misstap van hun ouders. Natuurlijk kun je te maken hebben met de consequenties.
Het minste probleem is om eventuele gestolen goederen terug te geven aan de (erven van de) eigenaren. Veel moeilijker is het om met de mentale gevolgen om te gaan, zoals met de schuldgevoelens of als je jarenlang met de nek bent aangekeken.

Schuldbelijdenis in het Oude Testament

Er zijn twee passages die vaak worden aangehaald om te verdedigen dat we schuldbelijdenis moeten doen, en wel Daniël 9 (de smeekbede van Daniël) en 2 Sam. 21: 1-14 (de bloedschuld op het huis van Saul).

De smeekbede van Daniël (Dan. 9)

In het eerste jaar van de Perzische koning Darius leest Daniël in de boeken dat de profeet Jeremia heeft geprofeteerd dat de ballingschap zeventig jaar zou duren en het volk daarna mag terugkeren. Hij realiseert zich dat deze zeventig jaar inmiddels zijn verstreken, maar dat de ballingschap nog voortduurt. Daarop gaat hij vasten in zak en as, en Gods aangezicht zoeken in gebed. Hij spreekt daarbij een indrukwekkend smeekgebed uit. Daarin zegt hij dat God Zijn volk heeft gestraft voor hun zonden (vers 5-13). Het is daarom terecht dat het volk van Juda en Israël in ballingschap zijn gegaan (vers 14). Maar nu de zeventig jaar voorbij zijn en de straf is volvoerd, smeekt hij dat God Zijn toorn zal afwenden (vers 16) en doet hij een beroep op Gods grote barmhartigheid (vers 18). We weten dat God deze smeekbede van Daniël heeft verhoord. Onder de Perzische koning Kores kregen de Judeeërs toestemming om naar het beloofde land terug te keren en Jeruzalem en de tempel te herbouwen.

Het smeekgebed van Daniël staat in de context van de Babylonische ballingschap, dus dat kunnen we niet zo maar op ons toepassen. Daniël erkent tegenover God enkel dat het juist was dat hij en zijn volk in ballingschap waren gegaan vanwege hun zonden en dat God had beloofd dat het nu voorbij was.

De bloedschuld van het huis van Saul (2 Sam. 21:1-9)

Deze geschiedenis wordt soms aangehaald om aan te tonen dat een land een bloedschuld op zich kan laden wanneer onschuldigen zijn gedood, en dat verootmoediging en verzoening nodig zijn om dit te niet te doen.
Tijdens de regering van David is er drie jaar lang hongersnood. Als David aan God vraagt waarom die hongersnood er is, antwoordt God hem dat Saul schuld op zich heeft geladen omdat hij Gibeonieten heeft vermoord. Wanneer David de Gibeonieten vraagt wat hij kan doen om deze schuld uit te wissen, vragen zij om zeven mannelijke nakomelingen van Saul. Deze worden opgehangen en daarmee is de schuld gedelgd.
Om meerdere redenen is dit een merkwaardige geschiedenis. We lezen in het Oude Testament verder niets over deze gebeurtenis. Zo weten we niet om hoeveel mensen het hier ging en waarom Saul deze Gibeonieten heeft laten doden. In ieder geval heeft hij hiermee de eed verbroken die de Israëlieten hen hadden gezworen dat zij veilig in het land van Israël mochten wonen (vers 2). We weten niet of zijn kinderen hierbij betrokken waren. Vers 1 spreekt over de bloedschuld op Saul en zijn huis. In dat geval waren zij schuldig aan moord. Daarop stond in het Oude Testament de doodstraf.
Een ander aspect is dat moord de heiligheid van het land van Israël aantast. In Deut. 21:1-9 worden voorschriften gegeven wat men moet doen wanneer er een lijk wordt aangetroffen. De oudsten van de stad, die het dichtst bij het ligt, moeten een jonge koe nemen, de nek van dit dier breken en verklaren dat zij niets van deze moord afweten. Zo wordt de bloedschuld verzoend.

Ook deze gedeelten mogen wij niet zonder meer op ons toepassen. Het land van Israël behoort God toe en is aan Hem toegewijd. Het volk en land van Israël stonden in een andere verbondsrelatie met de Heere. Dat betekent dat zegen werd beloofd als ze God gehoorzaamden, maar vloeken en straf als ze Hem ongehoorzaam waren (zie Deut. 28)
Als de Israëlieten volhardden in hun zonden, kan het land hen uiteindelijk zelfs uitspuwen. Nederlanders staan niet in een zelfde verbondsrelatie.

Conclusie

Zijn we als individu verplicht om schuld te belijden voor de fouten en tekortkomingen van onze ouders of grootouders? Mij lijkt van niet.
Zijn we als kerkgenootschap of als gemeente verplicht (of is het wenselijk) om schuld te belijden voor eventuele fouten en tekortkomingen van overleden leden of leidende personen van onze gemeenschap? Mij lijkt van niet.
Lees ook hoe men binnen het Jodendom hierover denkt.

Vanzelfsprekend moeten we leren van de fouten uit het verleden en bidden dat, als we in soortgelijke omstandigheden komen, we ook een Ten Boom zullen zijn en opkomen voor Gods oogappel, het Joodse volk.

« Terug

Sluiten