Met Kerst lezen we vaak de bekende woorden uit Mattheus 1:23: “Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en u zult Hem de naam Immanuel geven; vertaald betekent dat: God met ons”. Deze laatste woorden “God met ons” passen we vaak op onszelf toe, zonder te beseffen dat
God deze zegen in de eerste plaats voor Zijn volk heeft bedoeld.
Als U niet meegaat...
Mozes wist maar al te goed wat de woorden ‘God met ons’ voor het volk betekenden. We zien dit heel mooi terugkomen in Exodus 33. Het volk had God zojuist gekrenkt door een gouden kalf te maken. Na deze verschrikkelijke gebeurtenis wil de HEERE een engel voor het volk uitzenden, in plaats van Zelf met hen mee te gaan. “Ik zal Zelf niet in uw midden meetrekken, omdat u een halsstarrig volk bent en Ik u anders onderweg zou vernietigen” (Exod. 33:3). Mozes realiseert zich echter dat als de HEERE Zelf niet meegaat, het geen zin heeft om op te trekken. “En Hij zei: Moet Mijn aangezicht meegaan om u gerust te stellen? Toen zei hij (Mozes) tegen Hem: Als Uw aangezicht niet meegaat, laat ons dan van hier niet verder trekken.”
Zegen en vloek
Wanneer we de geschiedenis van het Joodse volk bestuderen, valt direct op dat het van cruciaal belang was dat de HEERE bij hen was. Zijn aanwezigheid leidde namelijk tot zowel overwinningen als tot geestelijke en materiële zegen- ingen. Maar ontbrak de HEERE in hun midden, dan was dat direct merkbaar. Deze twee kanten zien we heel duidelijk in de zegen en vloek die Mozes hen voorhoudt (Deut. 28). Het volk staat, na 40 jaar in de woestijn geleefd te hebben, op het punt het beloofde land in te trekken. De HEERE herinnert Israël nogmaals aan de gevolgen van trouw en ontrouw. Bij gehoorzaamheid en naleving van de wet zou Hij het volk zegenen en in hun midden zijn. “Ik zal dan te midden van de Israëlieten wonen, en Ik zal hun tot een God zijn”
(Exod. 29:45). De HEERE zou Israël een plaats geven boven alle volken, het land zegenen, de schatkamers vullen, de vrucht van de moederschoot zegenen, etc. Ook hoefden ze niet bang te zijn voor vijanden, want “alle volken van de aarde zullen zien dat de Naam van de HEERE over u uitgeroepen is, en zij zullen voor u bevreesd zijn” (Deut. 28:10).
In het tweede gedeelte van Deuteronomium 28 (vanaf vers 15) spreekt de HEERE over de vloek. Bij ontrouw zou Hij verwarring en verderf stichten. Israël zou worden tot een schrikbeeld, een verschrikking, een spreekwoord en een voorwerp van spot (vers 25, 37). Ze zouden worden versla- gen en overgeleverd aan de vijand, worden weggevoerd naar andere landen tot uiteindelijk zelfs het einde der aarde (vers 36, 49). Ze zouden getroffen worden met krankzinnigheid, blindheid, verdwaasdheid van hart. Alle dagen zou het volk onderdrukt en beroofd worden en er zou geen verlosser zijn (vers 28, 29). Wat een schril contrast tussen zegen en vloek!
Gods eeuwige liefde
Zodra het volk het beloofde land in mag, zien we al snel dat ze in ongehoorzaamheid vallen. Dit leidt uiteindelijk tot de Assyrische en Babylonische ballingschap. Precies wat in Deuteronomium 28:36 al was voorzegd! Toch heeft God Zijn volk lief met een “eeuwige liefde” (Jer. 31:3). Hij stuurt eerst richters en later profeten met de oproep: “Bekeer u, Israël, tot de HEERE, uw God, want u bent gestruikeld door uw ongerechtigheid” (Hos. 14:2). Desondanks blijft het volk ontrouw. Naast de oproep tot bekering, kondigden de profeten ook de Messias aan. Abraham verheugde zich al op Zijn komst (Joh. 8:56) en ook Mozes voorzegde het al ver voordat Hij kwam (Deut. 18:15). Ruim 300 profetieën voorzeggen Jezus’ eerste komst. Profetieën met betrekking tot Zijn persoon, wezen, verschijning, ambten, opdracht, etc. Het volk krijgt talloze details om de Messias te herkennen, waaronder de wonderlijke geboorte uit de maagd en de Naam ‘Immanuël’, die Hij zou krijgen (Jes. 7:14). Met Zijn komst zou de HEERE opnieuw omzien naar Zijn volk, “God met ons”! Hij kwam van God Zelf en was in staat “het kwade te verwerpen en het goede te kiezen” (Jes. 7:15). Hij was zonder zonden, het volmaakte Lam, Dat de zonden zou wegnemen (Jes. 53; Joh. 1:29)!
Helaas hebben ze Hem als volk niet herkend en heeft een deel Hem bewust verworpen. De apostelen probeerden hun volksgenoten na Zijn dood en opstanding nog tot inzicht te brengen. “Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere” (Hand. 3:19). Als Israël toen de Heere Jezus had aangenomen zouden de woorden “God met ons” voor het volk werkelijkheid zijn geworden. Het tweede gedeelte van de woorden van de engel tot Maria zou op dat moment in vervulling zijn gegaan. “Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en Zijn koningschap zal geen einde nemen” (Luk. 1:32-33 NBG).
‘God met ons’ in profetisch perspectief
Gelukkig hebben we de geweldige belofte dat de HEERE opnieuw naar Zijn volk zal omzien. Let op, ik schrijf “als volk” want God zal altijd naar de individuele Joden blijven omkijken. Al ruim 2000 jaar doet Hij dit naar zowel Joden als heidenen door Zijn Zoon (Rom. 10:12)! Maar straks zal de HEERE opnieuw door Zijn Zoon naar Israël als volk omkijken. Sterker nog, Hij zal alleen door Zijn Zoon naar hen omzien. Hij zegt immers tot Zijn Joodse discipelen: “Niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Joh. 14:6).
De HEERE zal in de toekomst ingrijpen wanneer een gelovig overblijfsel, na de grote verdrukking, tot berouw en bekering komt. “Het zal Mijn Naam aanroepen en Ík zal het verhoren. Ik zal zeggen: Dit is Mijn volk; en zij zullen zeggen: De HEERE is mijn God” (Zach. 13:9). Dat zal het moment zijn waarop de Heere Jezus opnieuw Zichzelf aan hen zal openbaren. “Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven, als met de rouwklacht over een enig kind; en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene” (Zach. 12:10). Wat een confronterend en emotioneel moment zal dat voor Israël zijn. Ook alle volken zullen de Immanuël zien en weten dat God met Israël is. Dan zullen de woorden van de engel Gabriël over de troon van Zijn vader David, Zijn Koningschap over Israël en Zijn eeuwige heerschappij in vervulling gaan (Luk. 1:33, 34; verg. Hand. 1:6-7; Dan. 7:14; Jes. 9:6).
De HEERE zal opnieuw te midden van Zijn volk wonen. “Juich en verblijd u, dochter van Sion, want, zie, Ik kom, en zal in uw midden wonen, spreekt de HEERE” (Zach. 2:10). Jeruzalem zal zelfs genoemd worden, JHWH Shammah “DE HEERE IS DAAR” (Ezech. 48:35). Wat een geweldige beloften en vooruitzichten zijn dat voor volk en land.
Laten we bidden dat nog veel Joodse mensen hun Messias zullen leren kennen en ervaren dat God met hen is. Dan krijgt Kerst pas echt betekenis. Dan pas wordt het ook voor de heidense volken: ‘God met ons’!
Deel dit artikel via