Aangezien we steeds meer lezers krijgen voor wie Gods plan met Israël nieuw is, starten we de rubriek iBasics. Daarin behandelen we basisonderwerpen met betrekking tot Israël. We trappen af met de vraag: Israël, wat moeten we ermee? Laat deze vraag even op je inwerken voordat je verder leest. Wat zou jij antwoorden?
Nadat ik tot geloof kwam, heb ik lang geen rekening gehouden met Israël. Ik was vooral gefocust op mijn persoonlijke geloofsleven. Dit uitte zich in ik-gericht lezen. Als ik bijvoorbeeld Jeremia 29:11 las: “Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de HEERE. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven”, dan dacht ik: ‘Wat een prachtige belofte voor mij!’Misschien herken je deze manier van bijbellezen. Begrijp me niet verkeerd, geestelijk gezien mag je deze belofte op jezelf toepassen. Alleen lette ik niet op de context: dit is een belofte voor Israël en het gaat hier over hun toekomstig herstel. Ik heb gaandeweg geleerd om niet ik-gericht te lezen, maar God-gericht. Het gaat er niet om wat ik belangrijk vind, maar wat God belangrijk vindt. Als 80 procent van de Bijbel over Israël gaat, wil Hij mij daarmee misschien iets duidelijk maken?
DICHTBIJ EN VERAF
De Bijbel leert dat Israël van nature dichtbij God stond. In Romeinen 9 somt Paulus maar liefst negen voorrechten van het Joodse volk op. We lezen: “Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften. Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!” (Rom. 9:4, 5).1
De heidenen (niet-joden) stonden volgens Efeze 2 daarentegen ver bij God vandaan.
“Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt, dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de beloften. U had geen hoop en was zonder God in de wereld” (Ef. 2:11, 12).
Het zag er voor de heidenen niet erg hoopvol uit. “Maar”, gaat Paulus verder “in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen” (Ef. 2:13). Door de Messias van Israël mogen heidenen door het geloof dichtbij komen. Zij delen in de beloften die God in de eerste plaats aan Israël heeft gegeven.
OMSCHAKELING
In de tijd van Handelingen is dit een grote omschakeling voor de Joodse apostelen. De Heere Jezus was namelijk de lang beloofde Messias waar het volk al eeuwen op wachtte. Hij zou het Koninkrijk van David herstellen en Israël als volk verlossen (zie Luk. 1:31-33, 54, 68-75). Israël moest alleen wel tot bekering komen. Daarom zond de Heere Jezus Zijn twaalf discipelen heel gericht onder Zijn volk uit. We lezen: “Deze twaalf zond Jezus uit en Hij gebood hun: U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan, maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël. En als u op weg gaat, predik dan: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Matt. 10:5- 7).
Ook na de dood en opstanding van de Heere Jezus zien we dat het Evangelie gericht onder het Joodse volk gepredikt wordt. Zo zegt Petrus aan het einde van zijn pinkstertoespraak: “Laat dan heel het huis van Israël zeker weten dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus, Die u gekruisigd hebt” (Hand. 2:36). Maar liefst drieduizend Joden komen daarna tot geloof (vs. 41)!
In de volgende hoofdstukken wordt onder alle lagen van de Joodse bevolking het Evangelie gedeeld. Zowel het ‘gewone volk’ alsook de Joodse raad, de priesters tot zelfs de hogepriester aan toe. Lees ook eens Handelingen 2-8 door en let op de Joodse kenmerken. Ook later bij de zendingsreizen zien we dat Paulus altijd eerst naar de synagogen gaat (Hand. 17:2-3, 10, 17; 18:4; 19:8, enz.). Hoewel er grote aantallen Joden tot geloof komen, verwerpen ook velen de Heere Jezus als Messias.
HEIDENEN ERBIJ
Blader even mee naar Handelingen 10. Hier zien we namelijk een bijzondere ontwikkeling voor de heidenen. In deze geschiedenis komt Petrus - als Jood - voor de eerste keer bij een heiden over de vloer om het Evangelie te verkondigen. Voordat Petrus ook maar één voet bij de heidense Cornelius binnen durft te zetten, krijgt hij van de Heere maar liefst drie keer een bijzonder visioen over een kleed met reine en onreine dieren die hij moet slachten en eten (vs. 11-16). Hierdoor worden Petrus’ ogen geopend om naar Cornelius te gaan. Let op wat Petrus tegen hem zegt: “U weet dat het een Joodse man niet toegestaan is om met iemand van een ander volk [oftewel een heiden!] om te gaan of bij hem binnen te gaan; maar God heeft mij laten zien dat ik geen mens onheilig of onrein mag noemen” (vs. 28). Een vergelijkbare reactie vind je ook in Handelingen 11:2-3. Petrus wordt door de Joden in Jeruzalem ter verantwoording geroepen omdat hij bij heidenen is geweest. Maar hij legt vervolgens uit dat God een deur naar de heidenen heeft geopend om ook met hen het Evangelie te delen. Dit is een nieuwe ontwikkeling in Gods plan. Maar er gebeurt nog iets bijzonders.
DELEN IN DE BELOFTEN
Terwijl Petrus het Evangelie in het huis van Cornelius predikt, wordt Gods Geest op de heidenen uitgestort (Hand. 10:44). We lezen: “En de gelovigen die van de besnijdenis waren [ofwel Joden], zovelen als er met Petrus waren meegekomen, waren buiten zichzelf dat de gave van de Heilige Geest ook op de heidenen uitgestort werd ...”. Waarom waren Petrus en de Joden, die met hem meege- komen waren, buiten zichzelf? Omdat niet-joden nu ook mee deelden in oudtestamentische beloften die God in de eerste plaats aan Israël had gegeven. Dit was een nieuwe ontwikkeling en dus een grote omschakeling voor de apostelen. In Handelingen 15 moet zelfs een speciale vergadering in Jeruzalem worden belegd over de positie van de heidenen.
NIETS MET ISRAËL?
Laten we weer even teruggaan naar de vraag: Israël, wat moeten we ermee? Stel dat je dit tweeduizend jaar geleden als niet-jood had gevraagd aan de apostelen, dan hadden ze je vol verbazing en onbegrip aangekeken. De Bijbel is tenslotte een Joods Boek! Als heidenen waren we zonder God en zonder hoop, maar door de Messias van Israël kunnen we nu dichtbij de Vader komen en mogen we delen in veel beloften die God in eerste instantie alleen aan Zijn volk Israël had gegeven!
In een volgend artikel gaan we verder in op de relatie kerk en Israël. We zullen daarbij ook ingaan op de vraag of we als gelovigen op Israël geënt zijn. Een veelgehoorde uitspraak maar wat bedoelen we er nu precies mee?
Voetnoot:
1. Naast deze negen voorrechten lezen we in Romeinen 3:2 dat aan hen de woorden Gods zijn toevertrouwd. God gebruikte het Joodse volk om Zijn Woorden op te schrijven en over te leveren. Zie www.israelendebijbel.nl/joodsboek
Deel dit artikel via