Jom Kippoer: de zonden tijdelijk verzoend

Bijbelstudie-Jom-Kippoer-zonde-tijdeijk.jpeg Naar overzicht Print pagina

Op de 10e van de maand Tisjerei (september/oktober op onze kalender) viert de Joodse gemeenschap Jom Kippoer (Grote Verzoendag). Binnen het Jodendom is het de belangrijkste van de feestdagen die de HEERE in Leviticus 23 heeft voorgeschreven.

Geen feestdag

Als we dit feest vergelijken met de overige zes feesten, zien we een groot verschil. Eigenlijk kun je niet van een feest spreken. De andere feesten, behalve Rosj Hasjanah (Joods Nieuwjaar)1, zijn aan de oogst gerelateerd en daar speelt blijdschap en vrolijkheid een grote rol. Dat aspect missen we bij Jom Kippoer, want het gaat op die dag om verootmoediging voor het aangezicht van de HEERE (Lev. 16:29, 31).

Voorschrift en ritueel

Het is bijzonder dat in Leviticus 16:1-28 eerst het ritueel wordt beschreven en pas daarna het wanneer, hoe en waarom dit alles moest gebeuren. Hoewel we het voorschrift ook nog een keer lezen in Leviticus 23:27-32, is dit de enige plaats in de Bijbel waar ons wordt verteld wat er precies gedaan moest worden.

Dag van verzoening

In de Tenach wordt Verzoendag slechts driemaal genoemd, namelijk in Leviticus 23:27, 28 en 25:9. De Hebreeuwse grondtekst zegt letterlijk ´dag van de verzoeningen´, dus een meervoud. Uit het beschreven ritueel blijkt namelijk dat er meerdere ´zaken´ verzoend moesten worden: de verzoening van het heilige heiligdom (het heilige der heiligen), de tent van ontmoeting en het (reukoffer) altaar. Daarnaast vond er verzoening plaats voor de priesters en voor heel het volk van de gemeente (Lev. 16:33).

Zonden bedekt

De verzoening vond allereerst plaats op grond van de dood van een jonge stier en een geitenbok. Het bloed van beide dieren werd door de hogepriester achter het voorhangsel op en voor de ark van het verbond gesprenkeld. Deze twee geslachte dieren vormden het zondoffer. Hun bloed bedekte als het ware de zonden en overtredingen van de hogepriester (en zijn familie) en het volk. ‘Kippoer’ komt van het Hebreeuwse woord ´kafar´ dat ´bedekken´ betekent. De zonden konden door dit bloed niet worden weggenomen, maar werden door het bloed als het ware aan het oog van de HEERE onttrokken. Het was een tijdelijke oplossing en wees naar de definitieve oplossing waarover de schrijver van de Hebreeënbrief spreekt in hoofdstuk 10 als hij in vers 11 zegt: “En iedere priester stond wel dagelijks te dienen en bracht vaak dezelfde slachtoffers, die de zonden toch nooit zouden kunnen wegnemen”. De Staten Vertaling geeft hier ´alle dagen´ en dat is mijns inziens beter en duidelijker, want het gaat niet om de dagelijkse offers, maar de jaarlijkse offers die iedere Verzoendag werden gebracht. In vers 1 lezen we “jaar in, jaar uit” en in vers 4 “het bloed van stieren en bokken”! De definitieve oplossing zien we in vers 14 waar we die geweldige waarheid vinden: “Want met één offer  heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt ”.

Zonden weggedragen

Nadat het bloed van de gedode dieren in het heilige der heiligen was gebracht en ook in het heilige op de horens van het (reukoffer)altaar was gestreken, moest de levende bok de woestijn worden ingestuurd. Dit gebeurde nadat de hogepriester zijn beide handen op de kop van de bok had gelegd en al hun ongerechtigheden, overtredingen en zonden had beleden. Deze bok droeg al hun (Israëls) ongerechtigheden weg naar een onbewoond gebied (vs. 21-22). Het Hebreeuwse ´azazel´ wordt terecht vertaald met ´weggaande´. Het gaat mijns inziens niet om een eigennaam zoals soms wordt uitgelegd.

Vervulling door de Messias

Jom Kippoer wijst naar het werk van de Messias Jezus zoals ons in de Hebreeënbrief wordt geleerd. Hij heeft als het Zondoffer op het kruis Zijn bloed vergoten en dat is de basis voor de verzoening. Dat bloed is op aarde vergoten, want daar hebben ongerechtigheden, overtredingen en zonden plaatsgevonden. Echter zoals op Jom Kippoer meerdere dingen/mensen verzoend moesten worden, zijn er door het bloed van Christus niet alleen gelovige mensen, maar ook hemelse dingen gereinigd (zie Hebr. 9:23, 24). De stier en de bok van het zondoffer wijzen naar Zijn dood, Zijn vergoten bloed op het kruis tot verzoening en vergeving. De lichamen van stier en bok werden buiten de legerplaats verbrand (vgl. Hebr. 13:11, 12)! De weggestuurde bok wijst naar het wegdragen van de zonden zoals Johannes de Doper al aangaf in Johannes 1:29 waar ´wegnemen´ ook gelezen kan worden als ´wegdragen´ (zie ook 1 Pet. 2:24).

Brandoffer

Uit Leviticus 16:24 blijkt dat niet alleen het bloed van het zondoffer verzoening bewerkte, maar dat ook het brandoffer daarvoor nodig was. Dit offer van een ram spreekt van volkomen overgave aan de HEERE. Ook dat aspect vinden we terug in het werk van Christus op het kruis, zoals in Hebreeën 9:13-14 staat: “Want als het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe, op de verontreinigden gesprenkeld, hen heiligt tot reinheid van het vlees, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft , uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen!”

Hogepriester

Op Jom Kippoer is de hogepriester aan het werk. Het hele volk, behalve zijn twee assistenten, mag geen enkel werk verrichten. Aan het kruis hing de Heere Jezus als offer, maar niet als Hogepriester. Hij kon op aarde geen priester zijn want Hij was niet uit de stam van Levi (Hebr. 7:11-17). De Heere Jezus is door God aangesteld  als Hogepriester naar de ordening van Melchizedek uit de kracht van een onvergankelijk leven. Tot en met het kruis was Zijn leven vergankelijk, maar eenmaal opgestaan uit de doden, is Hij onsterfelijk en blijft dus tot in eeuwigheid (vers 24). Na Zijn sterven is Hij in het dodenrijk (´hades´) geweest (Hand. 2:31). Heel kort na Zijn opstanding is Hij naar de hemel gegaan zoals Hij tegen Maria Magdalena zei: “Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en naar Mijn God en uw God” (Joh. 20:17). Hij is toen niet met  Zijn bloed zoals de NBG51 vertaalt, maar door  (dia) Zijn bloed, dat wil zeggen op grond van  Zijn bloed eens en voor altijd binnengegaan in het heiligdom, namelijk in Gods tegenwoordigheid. ‘Eens en voor altijd’ laat hier vooral de tegenstelling zien met Jom Kippoer waar ieder jaar hetzelfde ritueel moest plaatsvinden.

De boodschap

De Heere maakt aan de Hebreeën (vgl. Fil. 3:5) duidelijk dat het ritueel op Jom Kippoer wijst naar de Messias Jezus. Het is ons gebed dat tijdens de komende Verzoendag daar ook Joodse ogen voor mogen opengaan!

Deel dit artikel via


Meer van zulke artikelen lezen?

Neem voor slechts € 12,50 p.j. een abonnement op IB Magazine. Het magazine bevat o.a. getuigenissen van Messiaanse Joden, interessante Bijbelstudies, nieuws, verhalen van de Bijbelverspreiding en achtergrondartikelen. Of abonneer u gratis op onze digitale nieuwsbrief.

Gratis nieuwsbrief IB Magazine

Sluiten