Namen van het Paasfeest & hun betekenis

Bijbelstudie-pesach.jpg Naar overzicht Print pagina

De uittocht uit Egypte is een van de centrale heilsfeiten uit het Oude Testament. Het vormde als het ware de geboorte van het Joodse volk. God had omgezien naar Zijn volk en hen met sterke hand en krachtige arm uitgeleid. Daarom kreeg het volk de opdracht om ieder jaar dit grote heilsfeit te gedenken. In het Oude Testament vinden we verschillende benamingen voor dit feest.

De bekendste naam vinden we in Exodus 34:25, waar wordt gesproken over het Paasfeest. In het Hebreeuws luidt dit Chag haPesach, letterlijk: het feest van Pesach.

Met Pesach (in de HSV weergegeven als Pascha) wordt het lam aangeduid, dat de Israëlieten moesten eten. Het bloed van dit lam bood bescherming wanneer de Engel des HEEREN voorbijging. Dit kunnen we opmaken uit Exodus 12:11: “En zo moet u het eten: uw middel omgord, uw schoenen aan uw voeten en uw staf in uw hand. U moet het met haast eten, het is Pascha voor de HEERE.”

Binnen de theologische wetenschap heeft men geprobeerd een verklaring voor het woord pesach te vinden. Er worden verschillende oplossingen gegeven. 

In Exodus 12:13 wordt dit woord als volgt verklaard: “En het bloed zal u tot een teken zijn aan de huizen waarin u verblijft. Als Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan.” 

Het Nederlandse woord voor ‘voorbijgaan’ is in het Hebreeuws: pasach. Vandaar de benaming Pesach, het feest van het voorbijgaan. Dit vinden we ook terug in het Engelse woord Passover, dat is afgeleid van ‘to pass over’ (voorbijgaan). Omdat de engel aan de huizen van de Israëlieten voorbijging, werden hun eerstgeborenen niet gedood.

Er zijn ook wel andere verklaringen voor het woord pesach gegeven, maar die lijken minder waarschijnlijk. Zo heeft men geprobeerd het te verbinden met een Babylonisch-Assyrisch woord pasjachu (rustig zijn) dat ook verzoenen zou betekenen.

Weer anderen verbinden het met het Hebreeuwse woord pasach, dat betekent: mank, kreupel lopen, of hinkelen. In de geschiedenis van Elia’s strijd met de profeten van Baäl verwijt Elia het volk: “Hoelang hinkt u nog op twee gedachten (pasach)? Als de HEERE God is, volg Hem, maar als het de Baäl is, volg hem!” (1 Kon. 18:21).

Later, wanneer de profeten van Baäl een altaar hebben gebouwd en de hele dag hun god hebben aangeroepen, springen (pasach) zij om het altaar (vers 26).

Volgens deze opvatting zou Pesach oorspronkelijk een heidens feest zijn geweest, waarbij de priesters tijdens het brengen van de offers ter ere van hun godheid huppelden en dansten. Maar dit is speculatie, want er is namelijk niets in het Oude Testament dat daarop wijst.

In de HSV en NBG-vertaling wordt Pesach merkwaardigerwijs vertaald met Pascha. Dit is de Aramese naam van dit feest, die in het Grieks is overgenomen, waardoor we deze benaming tegenkomen in het Nieuwe Testament.

FEEST VAN DE MATSES

Pesach wordt ook het ‘Feest van de ongezuurde broden’ genoemd (zie bijv. Lev. 23:5-6; Num. 28:15-16). In het Hebreeuws staat er: Chag haMatsot, Feest van de matses of ongezuurde broden. 

Immers, het belangrijkste kenmerk van dit feest is wel dat men zeven dagen lang ongezuurd brood, dat is brood zonder gist, moet eten. De relatie tussen deze twee benamingen heeft tot veel discussie geleid binnen de oudtestamentische wetenschap. Gaat het hier om twee verschillende feesten? Vooral veel bijbelkritische geleerden nemen dat aan. Zij menen dat er oorspronkelijk twee verschillende feesten hebben bestaan, die later in Israëls geschiedenis zijn samengevoegd. 

Toch is dat niet zo waarschijnlijk. Hoewel het niet geheel valt uit te sluiten dat de Israëlieten voor de uittocht al bekend waren met de term ‘pesach’, vormde het na de uittocht samen met het feest van de matses één feest.

In het Nieuwe Testament worden beide benamingen door elkaar gebruikt. Ook de Joodse geschiedschrijver Flavius Josefus gebruikt beide termen tegelijk: “het Feest der ongezuurde broden... die we het Pascha noemen.” 

Daarom gaat het hier om één feest, dat met twee verschillende benamingen wordt aangeduid.

Wanneer in een aantal passages deze termen naast elkaar voorkomen, wijzen zij op verschillende aspecten van hetzelfde feest. Pesach duidt op de bescherming door het bloed van het offerlam in de nacht waarop de verderfengel door Egypte trok. Het vlees van het offerlam moest gegeten worden. Het ongezuurde brood is een aanduiding voor de haast waarmee de Israëlieten het moesten eten voordat zij uit Egypte vertrokken.

Dat een feest meer dan één naam kan hebben vinden we ook bij de andere grote oudtestamentische feesten. Het Wekenfeest (Sjavoeot), het nieuwtestamentische Pinksterfeest (zie bijv. Exod. 34:22; Deut. 16:10) wordt ook ‘dag van de eerstelingen’ (Num. 28:26) of ‘Feest van de oogst’ (Exod. 23:16) genoemd. Evenzo is het derde grote opgangsfeest, het Loofhuttenfeest, ook bekend als ‘het Feest van de inzameling’, ‘het feest van de HEERE’ of eenvoudigweg ‘het feest’ (1 Kon. 8:2).

ANDERE JOODSE BENAMINGEN

De Joden hebben daarnaast ook andere termen om het paasfeest aan te duiden. Zij spreken over Zeman Cheroetenoe, Hebreeuws voor ‘het feest van onze bevrijding’, omdat dat het belangrijkste kenmerk van dit feest is. Ook spreken zij wel over Chag haAviv, Hebreeuws voor ‘feest van de lente’. Het paasfeest wordt immers in het begin van de lente gevierd en valt samen met het binnenhalen van de eerste gersteoogst (verg. Lev. 23:9 21). 

HET LAATSTE AVONDMAAL

Als christenen spreken wij vaak over het Laatste Avondmaal, in de Evangeliën wordt gesproken over ‘het Pascha eten’. Het zijn aanduidingen voor het Pesachmaal op sederavond (de avond waarmee Pesach begint). 

Wij mogen aannemen dat de Heere Jezus, met uitzondering van de op Hem betrokken gedachtenis-functies van brood en wijn, het pesachmaal volgens de gebruiken van die tijd heeft gevierd. 

Hoewel niet exact bekend is hoe de maaltijd in de eerste eeuw werd gevierd, kunnen we op grond van oude Joodse bronnen (zoals bijvoorbeeld de Misjna uit de tweede eeuw na Chr.) en vanuit de huidige Joodse voorschriften van deze paasmaaltijd wel een reconstructie maken. 

Men is in die tijd gewoon om aan te liggen (Luk. 22:14). Het hoofd van het gezin zit meestal iets hoger, op of tegen een kussen, als bewijs dat de slavernij voorbij is. 

Vandaar dat op de sederavond het jongste kind vraagt: “Waarom is deze avond anders dan andere avonden? Immers, op alle andere avonden mogen we zowel rechtop zittend als leunend eten. Deze avond alleen leunend.” 

De heer des huizes begint met het uitspreken van de dankzegging over de eerste beker wijn en een dankzegging over de feestdag. In totaal worden er bij de maaltijd namelijk drie of vier bekers wijn gedronken en wel: 

De beker der heiliging 

De beker der onderwijzing 

De beker der verlossing 

De beker der dankzegging 

Een vijfde beker wordt apart gezet voor de profeet Elia. 

Na de eerste beker wijn wast de heer des huizes zijn handen door een kan met water te vullen en het vervolgens eerst over zijn ene en daarna over zijn andere hand te gieten. 

We lezen niet of de Heere Jezus dit ook deed. Dit gebruik is namelijk gebaseerd op de mondelinge wet en Zijn discipelen hielden zich daar niet aan (vgl. Mat. 15:2). Wel lezen we dat Jezus de voeten van Zijn discipelen wast als een voorbeeld voor nederigheid en dienstbetoon (Joh. 13).

Hierna doopt de gastheer een stukje bitter kruid (maror, bijvoorbeeld radijs) in een schotel met bittere kruiden (onder andere mierikswortel) en azijn en spreekt er de zegen over uit. 

Dit dient als symbool van en gedachtenis aan het bittere verblijf in Egypte met alle verdrukkingen. 

Daarna wordt de tweede beker wijn ingeschonken en de jongste zoon of jongste aanwezige moet op grond van Exodus 12:26 de vraag stellen waarom deze avond anders is dan alle andere avonden.

Daarmee begint de Haggada (Hebreeuws voor vertelling), waarin de gastheer vanuit het Oude Testament uitlegt wat de betekenis en functie van het paasfeest is. Hij vertelt over de uittocht uit Egypte. Zijn verhaal wordt afgesloten met het zingen van het eerste deel van het Hallel, namelijk Psalm 113 en 114 die over deze uittocht spreken. 

Vervolgens drinkt men de tweede beker wijn leeg. Hierna begint de eigenlijke maaltijd, waarbij men eerst een stuk matse in de schotel met bittere kruiden doopt (zie ook Markus). 

Na de maaltijd wordt er weer een beker wijn genuttigd, die ook wel de beker der dankzegging wordt genoemd en men zingt het tweede gedeelte van het Hallel, Psalm 115-118. Tenslotte brengt men de verdere nacht door in gebed, zoals ook de Heere Jezus in de hof van Gethsémané gedaan heeft. 

De Heere Jezus heeft de paasmaaltijd volgens de Joodse traditie van die dagen gevierd. Wel heeft Hij er twee elementen uitgelicht om op Zichzelf te betrekken: het breken van het ongezuurde brood aan het begin van de maaltijd en het drinken van de beker der dankzegging aan het einde van de maaltijd (1 Kor. 11:23-25). 

Wanneer de Heere zegt: ‘Doe dit tot Mijn gedachtenis’, dan slaat dat niet op de paasmaaltijd in zijn geheel, maar alleen op de door Hem op Zichzelf betrokken elementen.  

Deel dit artikel via


Meer van zulke artikelen lezen?

Neem voor slechts € 12,50 p.j. een abonnement op IB Magazine. Het magazine bevat o.a. getuigenissen van Messiaanse Joden, interessante Bijbelstudies, nieuws, verhalen van de Bijbelverspreiding en achtergrondartikelen. Of abonneer u gratis op onze digitale nieuwsbrief.

Gratis nieuwsbrief IB Magazine

Sluiten