De Abraham van onze familie

Naar overzicht Print pagina

Tuvia Pollack groeide op met verhalen over zijn opa Heinz. Zijn opa was de eerste in hun familie die in Jesjoea (Jezus) ging geloven, maar tegelijk zijn Joodse identiteit bleef omarmen. Hij was een pionier, niet alleen in geloof, maar ook in de Messiasbelijdende beweging in Israël. Dit is zijn verhaal.

De meeste mensen kenden mijn opa als Heinz Pollack, maar zijn volledige naam was Heinrich Israel Pollack. De naam ‘Israel’ kreeg hij erbij, omdat Hitler alle Joden in Duitsland verplichtte om die naam toe te voegen. Dan waren ze als Jood gemakkelijker te herkennen. Zijn moeder noemde hem liever Heinz en die naam bleef zijn hele leven, 98 jaar lang, bij hem.

Veel Messiasbelijdende Joden in Israël, vooral van de oudere generatie, herinneren zich opa Heinz nog goed. Hij was één van de pioniers. Als ik vertel dat ik zijn kleinzoon ben, weten mensen meteen wie ik ben. Opa Heinz was de eerste in onze familie die ging geloven in Jesjoea als de Messias, en tegelijk vasthield aan de Joodse tradities.

Maar die weg was niet makkelijk: zijn verhaal in Israël begon pas in de jaren zestig. En hij was niet de eerste in de familie die daarheen verhuisde.

Christen worden

Heinz werd geboren in het keizerlijke Duitsland. Alleen christenen mochten daar de hoogste maatschappelijke posities bereiken. Veel Joden lieten zich daarom dopen, om carrière te kunnen maken. Dat gold ook voor de liberale, seculiere familie van mijn opa. Toen ik met hem onze stamboom doornam, wees hij verschillende ooms aan: “Die trouwde met een katholieke vrouw en liet zich dopen. Die ging naar een andere kerk.”

Maar Heinz’ vader, mijn overgrootvader, wilde dat zijn zoon zelf zou kiezen. “Waarschijnlijk hoopte hij dat ik christen zou worden, maar ik denk niet dat hij verwachtte dat ik in Christus zou geloven,” vertelde Heinz later. Toen Heinz nog maar anderhalf jaar oud was, stierf zijn vader. Zijn moeder bleef alleen achter, samen met de huishoudster. Zijn vader was een geleerde in de rechten, zoon van een rechter, en had een flink bedrag nagelaten om van te leven.

Maar na de Eerste Wereldoorlog en de enorme inflatie raakte dat geld zijn waarde kwijt. Heinz’ moeder hield het hoofd boven water door als secretaresse te werken en kamers te verhuren in hun grote woning. Uiteindelijk moesten ze ook dat huis verlaten.

Gedoopt

Toen Heinz vijf jaar oud was, zag hij op een dag dat de huishoudster zat te huilen. Ze had een boek in haar handen. Heinz vroeg haar wat er aan de hand was. Ze vertelde hem dat ze in het Nieuwe Testament las over hoe Jezus aan het kruis stierf voor onze zonden. Dat raakte Heinz diep. Toen hij een paar jaar later zijn moeder vroeg of hij ook gedoopt mocht worden, herinnerde zij zich de wens van haar overleden man en gaf daarom toestemming. Maar voor mijn opa was het een geloofsstap! Als de Holocaust nooit was gebeurd, dan zou dit misschien het einde van zijn verhaal zijn geweest. Heinz werd christen, en was dus – zo dacht men toen – geen Jood meer. Want wie in Jezus geloofde, kon toch geen Jood meer zijn. Maar weet je wie dat níet vond? De nazi’s!

Vluchten, maar waarheen?

Toen Hitler aan de macht kwam, was Heinz twintig jaar oud. Hij was net afgestudeerd en wilde theologie gaan studeren, om predikant te worden. Maar dat mocht niet meer: Joden werden uitgesloten van die opleidingen. Hij ging werken in een boekwinkel, tot ook dat verboden werd. Uiteindelijk vond hij werk in een Joodse likeurfabriek. Intussen vluchtten steeds meer familieleden weg uit Duitsland. Zijn tante Erna verhuisde met haar man naar het Britse mandaatgebied Palestina. Heinz’ neef Nicholas Pevsner vertrok naar Engeland, waar hij een beroemde architectuurhistoricus werd en zelfs werd geridderd. Weer een andere oom, arts en tropendeskundige, ging naar Afghanistan en een tante en neef vertrokken naar Amerika. Maar waar moest Heinz naartoe?

Redding in Engeland en Zweden

Heinz wilde naar Zweden. Hij had al Zweeds geleerd en ook een Zweedse vriendin. Maar een visum kreeg hij niet. “Ga terug naar Duitsland en wacht af,” zeiden ze tegen hem. “Dit Hitler-gedoe duurt vast niet lang meer.” In 1938 kreeg Dietrich Bonhoeffer, een heldhaftige predikant van de Bekennende Kirche , het voor elkaar om vijftig mensen uit zijn gemeente naar Engeland te brengen. Heinz stond op die lijst, als jongste van de groep. Hij was 25 jaar oud. Mede doordat de kerk zijn leven had gered, ging ook zijn moeder in Jezus de Messias geloven. Voordat Heinz vertrok, gaf hij haar als aandenken een klein kruisje. Hij zou zijn moeder nooit meer terugzien.

In Engeland kreeg hij te horen dat hij tóch was toegelaten tot een studie in het Zweedse Lund. Hoewel de grenzen voor vluchtelingen gesloten waren, mocht hij als student het land in.

Wanhoop en hoop

Heinz had geen werkvergunning. Vrienden wilden hem financieel helpen, maar toen de oorlog uitbrak, werd het bijna onmogelijk om geld over de grens te sturen. Hij zakte voor zijn examens, raakte zijn steun kwijt en was ten einde raad. Zijn moeder zat toen al bij familie in Afghanistan. In brieven schreef hij dat het goed met hem ging, maar in werkelijkheid dacht hij serieus aan zelfdoding. Op een dag liep hij zelfs naar het balkon om er een einde aan te maken. Maar onderweg viel zijn oog op een kruis aan de muur. Hij bleef staan, ging zitten en opende de Bijbel. Die viel open bij Ezechiël 18:23: “Zou Ik een welgevallen hebben in de dood van de goddeloze,” spreekt de Heere HEERE, “of niet veel meer daarin dat hij zich bekeert van zijn wegen en leeft?”

Hij hoorde een innerlijke stem die hem aanspoorde om contact te zoeken met het Leger des Heils. Dat deed hij, en ze hielpen hem geestelijk én praktisch. Hij werd officier bij het Leger des Heils, trouwde in 1949 met mijn oma en kreeg drie kinderen, waaronder mijn vader. Hij werkte ook een tijd in Duitsland, om daar het Leger des Heils weer op te bouwen na de oorlog. In 1961 was hij in West-Berlijn toen de Muur werd gebouwd. Veel mensen vluchtten, maar Heinz bleef. “Wie in uniform werkt, moet ook blijven waar het moeilijk wordt,” vond hij.

Terug naar de wortels

Toen hij later terugkeerde naar Zweden, groeide langzaam het bewustzijn van zijn Joodse afkomst. Dat ging stap voor stap. Hij ging zich inzetten voor christelijke organisaties die Israël steunden. In 1970 stopte hij bij het Leger des Heils en maakte aliyah naar Israël. Alleen, want mijn oma bleef in Zweden en liet zich van hem scheiden. Mijn vader woonde een tijd bij opa Heinz in Jeruzalem, maar keerde uiteindelijk ook terug naar Zweden. In Israël ontmoette Heinz zijn tweede vrouw, Gabriella uit Engeland. Ze trouwden in 1973.

In de jaren ’70 sprak op een dag een vrouw hem aan. Ze had zijn naam gehoord en zei: “Ik heb voor jouw moeder gezorgd in Kaboel, vlak voor haar dood. Ze gaf me dit en vroeg het aan jou terug te geven als ik je ooit vond.” Het was het kleine kruisje dat Heinz haar in 1939 had gegeven.

Van generatie op generatie

Ik groeide op in Zweden, maar wist altijd dat ik een opa in Israël had. Mijn vader zei altijd: Zweden is tijdelijk, Israël is ons echte thuis. In 1995, toen ik dertien was, verhuisden we naar Israël.

In 2001 verhuisden opa Heinz en Gabriella naar het bejaardenhuis Ebenezer in Haifa. Gabriella overleed in 2002. Heinz schreef daarna zijn levensverhaal op: Deine Treue Ist Gross – Groot is Uw trouw, uitgegeven in 2007. In 2012 stierf hij, een paar maanden voor zijn 99e verjaardag. Ik zat bij hem in zijn laatste uren, speelde oude liederen af op mijn telefoon en las hem voor uit de Bijbel. Opa’s leven liep op zijn einde, maar was niet afgelopen: hij wist waar hij naartoe ging.

De jaren in Jeruzalem, van 1970 tot 2001, hebben diepe sporen nagelaten in de Messiasbelijdende gemeenschap in Israël. Veel mensen herinneren zich Heinz en Gabriella als warme, betrokken mensen. Ze nodigden mensen uit, baden met hen, gaven Bijbelstudie in hun huis. Opa Heinz schreef artikelen in christelijke tijdschriften in Zweden, Finland en het Duitstalige gebied. Hij gaf ook veel lezingen. Ik gebruik nog steeds zijn Messiasbelijdende versie van de kiddoesj met mijn kinderen.

Een nieuw begin

Ik zie mijn opa als de Abraham van onze familie. Hij was de eerste die zijn geloof vestigde op de God van onze voorvaders en op Jesjoea, de Messias van Israël. De eerste die bleef vasthouden aan onze Joodse identiteit en verhuisde naar het beloofde land. Ik dank God dat dit mijn erfgoed is. En ik bid dat ik de Jakob mag zijn van onze familie, de aartsvader van wie de kinderen de basis vormen voor een woonplaats in ons thuisland.

Deel dit artikel via


Meer van zulke artikelen lezen?

Neem gratis een abonnement op ons magazine. Het bevat o.a. getuigenissen van Messiaanse Joden, interessante Bijbelstudies, nieuws, verhalen van de Bijbelverspreiding en achtergrondartikelen. Of abonneer u gratis op onze digitale nieuwsbrief.

Gratis nieuwsbrief Magazine

Sluiten