Dorre beenderen die herrijzen (Ezechiël 37)

Bijbelstudie-Dorre-beenderen-herrijzen.png Naar overzicht Print pagina

Ezechiëls naam betekent: ‘God zal kracht gegeven’. Een naam met een prachtige belofte, die de profeet vaak bemoedigd zal hebben. Evenals de andere profeten had hij geen gemakkelijke opdracht. Daarbij komt dat hij met zijn tijdsgenoten, Daniël en Jeremia in droevige tijden van ballingschap verkeerde en ook nog als weduwnaar door het leven moest gaan (24:15-27). Maar een van Gods bijzondere namen is: Hoop van Israël (Jer. 14:8; 17:13; Hand. 28:20). En die hoop gloort gelukkig veelvuldig in het boek Ezechiël en zeker in hoofdstuk 37. Voor een goed begrip is het aan te bevelen om eerst de hoofdstukken 36 en 37 in zijn geheel te lezen. 

VERVULT GOD HET VISIOEN IN ONZE DAGEN?

Het visioen in hoofdstuk 37 van de dorre beenderen die door de HEERE tot leven worden gewekt, is misschien wel een van de bekendste gedeelten uit het boek Ezechiël. Zoals we in eerdere artikelen al opmerkten, bestaat echter het gevaar dat bepaalde interpretaties gangbaar worden zonder zorgvuldig in de context te zijn onderzocht.1 Zo is de algemene opvatting dat de vervulling van deze profetie aanving bij de opkomst van het zionisme eind negentiende eeuw, waarbij een deel van het volk (de beenderen) bezig is terug te keren naar het land Israël en daar inmiddels een staatkundige eenheid heeft gevormd. Het wachten zou alleen nog zijn op de uitstorting van Gods Geest, want zo lezen we in vers 6: “Ik zal pezen op u leggen, vlees op u doen komen, een huid over u heen trekken, en geest in u geven, zodat u tot leven komt. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben”2.
De conclusie is dan vaak dat we God kunnen of zelfs moeten helpen bij de vervulling van deze profetie, door actief Joden naar Israël terug te brengen. God zal immers daar Zijn Geest over hen uitstorten en dat zou volgens sommigen elk moment kunnen gebeuren. De vraag is echter: doet deze uitleg recht aan de context? 

DE HUIDIGE TERUGKEER NAAR HET LAND 

Nu is de huidige terugkeer van Joden naar het land zeker een vervulling van wat God heeft voorzegd dat gebeuren moest. Immers alle profetieën die spreken over Christus’ wederkomst geven er blijk van dat een deel van het volk dan in het land zal zijn. Tegelijk leert de Schrift dat vlak voor Christus’ wederkomst er een dermate grote crisis zal uitbreken dat alleen Hij redding zal en kan geven (zie o.a. Zach. 13:8-9; Zach. 14:1-5; Matt. 24:21). De huidige terugkeer naar het land vindt dus wel degelijk plaats onder Gods regie en in overeenstemming met Gods tijdschema. Maar dat moeten we volgens mij niet verwarren met de vervulling van de profetie van Ezechiël 37, die na Christus’ wederkomst zal plaatsvinden. 

ENKELE KRITISCHE VRAGEN 

Laten we, voordat we het hoofdstuk nader onderzoeken, beginnen met enkele kritische vragen te stellen bij de veronderstelling dat we vandaag wel het begin van de vervulling van deze profetie zien. 

1. Waarom kon Gods Geest noch op de Pinksterdag, noch vandaag op het hele volk worden uitgestort?
Het antwoord vinden we in Handelingen 2:37-38: “En toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt en zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannenbroeders? En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen”. De gave van de Heilige Geest volgt dus op bekering en vergeving van zonden.
Een vergelijkbare oproep tot bekering van Petrus tot zijn volksgenoten vinden we in het volgende hoofdstuk: “Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere, en Hij Jezus Christus zal zenden, Die tevoren aan u verkondigd is. Hem moet de hemel ontvangen tot de tijden waarin alle dingen worden hersteld, waarover God gesproken heeft bij monde van al Zijn heilige profeten door de eeuwen heen” (Hand. 3:19-21). En dan volgt er een ernstige waarschuwing: “Want Mozes heeft tegen de vaderen gezegd: De Heere, uw God, zal voor u een Profeet laten opstaan uit uw broeders, zoals ik; naar Hem moet u luisteren in alles wat Hij tot u zal spreken. En het zal zo zijn dat al wie niet geluisterd zal hebben naar deze Profeet, uit het volk uitgeroeid zal worden” (Hand. 3:22-23). 

2. Hoe is het proces van geleidelijkheid, zoals de ontwikkelingen in Ezechiël 37 beschreven worden, te rijmen met de heftige gebeurtenissen voorafgaande aan Christus’ wederkomst? Denk hierbij vooral aan Jezus’ eindtijdrede (o.a. Matt. 24) en de beschrijving van de zeventigste jaarweek (Dan. 9) waarin de tempeldienst tijdelijk zal zijn hersteld, maar halverwege de jaarweek op brute wijze door de antichrist zal worden beëindigd (zie ook 2 Thess. 2:4). 

3. Kunnen we vandaag spreken over de completering van een skelet?
We lezen: “De beenderen kwamen bij elkaar, elk been bij het bijbehorende been” (vs. 7).
Het betreft dus niet een willekeurige verzameling van beenderen, maar een zorgvuldig herstel van een compleet skelet dat uiteindelijk een levend lichaam wordt. Wie Ezechiël 48 leest, beseft dat het hier gaat om de door God bepaalde rangschikking van de stammen. En wel op de plaats die Hij hen ten opzichte van het te herbouwen heiligdom (vs. 8, 10) in het land zal toewijzen. 

4. Gaat het hier om het werk van mensen? 
Het antwoord is duidelijk: nee, want “zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal uw graven openen en Ik zal u uit uw graven doen oprijzen, Mijn volk, en Ik zal u brengen in het land van Israël” (Ezech. 37:12). 

5. Zijn we in onze dagen getuige van de terugkeer van het hele huis van Israël?
Het antwoord is opnieuw: nee. Het is niet eens bekend waar heel het huis van Israël zich verspreid over de aarde bevindt. Echter, dat is wél de betekenis van de beenderen: “deze beenderen zijn heel het huis van Israël” (vs. 11). Wie dat namelijk wel weet, is de HEERE Die belooft: “Evenwel zal Ik het huis van Jakob niet geheel wegvagen, spreekt de HEERE. Want, zie, Ik geef opdracht3, en Ik zal het huis van Israël onder alle volken schudden, zoals met een zeef geschud wordt; geen steentje zal op de grond vallen” (Amos 9:8b-9). 
We hebben in dit hoofdstuk dus te doen met een toekomstig profetisch scenario, dat zal aanvangen bij de wederkomst van Israëls Messias. 

GAAT HET LETTERLIJK OM DODEN? 

Dan komen we bij de vraag: Gaat het letterlijk om doden of hebben we te maken met beeldspraak? Het antwoord vinden we in vers 11: "Zie, ze zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden!". Doden spreken niet, want “er is geen werk, geen overleg, geen kennis of wijsheid in het graf, waar u naartoe gaat” (Pred. 9:10b). Evenals de Heere vergelijken zij hun ballingschap met de toestand van dode beenderen, met echter dit verschil: in hun beleving is alle hoop vergaan, maar de Heere voorziet een volkomen herstel. Denk in dit verband ook aan de gelijkenis van 'de verloren zoon' (deels type van het volk), die – als hij in het buitenland ronddoolt – door zijn vader als dood wordt beschouwd, maar eenmaal bij hem teruggekeerd te horen krijgt: “Want deze, mijn zoon, was dood en is weer levend geworden. En hij was verloren en is gevonden” (Luk. 15:24). 

DE HAND VAN DE HEERE 

Ezechiël 37 begint met de woorden ‘de hand van de HEERE was op mij’, een uitdrukking die aangeeft dat God Zich rechtstreeks met het lot van Zijn volk gaat bemoeien. Iedere keer als Zijn hand op Ezechiël komt, vormt dat de inleiding voor nieuwe openbaringen, waarin God handelend optreedt (Ezech. 1:3; 3:14, 22; 8:1; 33:22; 40:1, vgl. ook Luk. 1:66). Zoals altijd, verklaart ook hier het Woord zichzelf (2 Pet. 1:20). We noemen enkele voorbeelden: 

Beschrijving 
“... en de HEERE bracht mij in de geest naar buiten en zette mij neer, midden in een vallei. Die lag vol beenderen" (vs. 1b). 

Verklaring:
De ‘beenderen’ worden in vers 11 verklaard met ‘heel het huis van Israël’, dus de twee en de tien stammen. Een belangrijk onderwerp in Ezechiël 37, waar in het tweede deel van dit hoofdstuk de toekomstige samenvoeging van de beide volken wordt beschreven (vs. 15-24). 

Beschrijving:
“Hij deed mij er aan alle kanten omheen gaan. En zie, er lagen er zeer veel op de grond van de vallei...” (vs. 2a). 

Verklaring: 
De vallei is hier een beeld van de wereldwijde diaspora, waar zij te midden van de volken als het ware in graven ten onder zijn gegaan. Dit vinden we verklaard in vers 12: “Profeteer daarom, en zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal uw graven openen en Ik zal u uit uw graven doen oprijzen, Mijn volk, en Ik zal u brengen in het land van Israël”. Zie ook vers 21: “En spreek tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik ga de Israëlieten nemen uit de heidenvolken waarheen zij gegaan zijn. Ik zal hen van rondom bijeenbrengen en hen naar hun land brengen”. 

Beschrijving:
"... en zie, ze waren zeer dor." (vs. 2b) 

Verklaring: 
Menselijkerwijs gesproken was er in Ezechiëls dagen geen sprankje hoop op een nationaal herstel: “Zie, ze zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden!” (vs. 11).

Zelfs de profeet durft geen rechtstreeks antwoord te geven op de vraag “Mensenkind, zullen deze beenderen tot leven komen?” Zijn voorzichtige en diplomatieke antwoord luidt: “Heere HEERE, Ú weet het!” (vs. 3). 

De vervulling van het door God beloofde nationale herstel van Israël zal namelijk voor velen nauwelijks voorstelbaar zijn. Zelfs de heidenen zullen in die tijd moeten erkennen dat dit het werk van de HEERE is. "Toen de HEERE de gevangenen van Sion terug deed keren, waren wij als mensen die droomden. Toen werd onze mond vervuld met lachen en onze tong met gejuich. Toen zei men onder de heidenvolken: De HEERE heeft grote dingen bij hen gedaan!” (Ps. 126:1-2). 

Bedenk dat tot op vandaag dit nooit onder de heidenvolken is gehoord. De VN heeft nog nooit gesteld dat de huidige terugkeer van het volk Gods werk is. 

GODS BELOFTE AAN EEN VOLK IN NOOD 

Het volk mag dan zeggen: “Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden!4 ” (vs. 11), maar God vervult Zijn belofte: “Zie, Ik ga geest in u brengen en u zult tot leven komen. Ik zal pezen op u leggen, vlees op u doen komen, een huid over u heen trekken, en geest in u geven, zodat u tot leven komt (met als resultaat:) Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben” (vs. 5-6). 
Let wel, de HEERE brengt dit alles door Zijn Woord tot stand. Immers Ezechiël profeteert niet alleen, maar spreekt ook rechtstreeks tegen de beenderen. Zoals de Heere later zou spreken tegen de gestorven Lazarus, die door dat Woord tot leven komt (Joh. 11:43). 

VOLGORDE VAN ONTWIKKELINGEN 

De daaropvolgende ontwikkelingen vinden in twee fasen plaats.

Fase 1 (vs. 7-8):
- Er ontstaat een gedruis. 
- De beenderen komen bij elkaar, elk been bij het bijbehorende been (!) 
- Er komen pezen op en vlees en Hij trekt er een huid overheen. 
Tot zover herkennen we het door de Heere, uit de heidenen vergaderde volk. Maar er is nog geen geest (leven) in hen. 

Fase 2 (vs. 9-11): 
- Dan profeteert Ezechiël en zegt tegen de geest: “Geest, kom uit de vier windstreken” (beeld van het totale aardoppervlak waarop het volk is verstrooid)5 en blaas in deze gedoden6, zodat zij tot leven komen".
Omdat de profeet moet profeteren tegen de geest is het niet waarschijnlijk dat het hier al gaat om de Heilige Geest, maar om ‘de levensgeest’ (Gen. 2:7; 6:17; 7:15, 22; Ps. 104:29; Pr. 3:21).
Echter volgens vers 14 zal Gods Geest hen uiteindelijk wel degelijk vervullen. 
- Zij herleven, gaan op de voeten staan en worden tot een zeer, zeer groot leger.
Het begrip ‘leger’ heeft hier vooral de betekenis van een gestructureerde eenheid, zoals we al zagen: “elk been bij het bijbehorende been” (vs. 7). 
Met als doel: “Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, als Ik uw graven open en als Ik u uit uw graven doe oprijzen, Mijn volk” (vs. 13, zie ook vs. 6). 7 

DE UITLEG VAN HET VISIOEN 

In vers 11-14 lezen we de eerste uitleg van het visioen:
1. De beenderen zijn heel het huis van Israël.
2. Zij getuigen van hun wanhoop: “Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden!” 3. De HEERE noemt hen ‘Mijn volk’ en geeft hen de belofte: “Ik zal u brengen in het land van Israël”.
4. Allen (!) zullen weten dat het de HEERE is, Die hen vanuit hun graven (beeld van hun ondergang in ballingschap/diaspora) in het land gebracht heeft. 
5. Zij ontvangen Gods Geest opdat zij weten dat de HEERE gedaan heeft wat Hij gesproken heeft.  

NADERE UITLEG VAN HET VISIOEN 

In het tweede deel van hoofdstuk 37 (vs. 15-28) krijgen we een aanvullende verklaring van de herrijzenis van de dorre doodsbeenderen: 
- De herstelde eenheid tussen de twee en de tien stammen wordt uitgebeeld in de twee samengevoegde stukken hout (vs. 15-19), die staan voor Juda (2 stam- men) en Efraïm (10 stammen). Denk hierbij opnieuw aan vers 7: ‘elk been bij het bijbehorende been’. 
- De terugkeer uit de wereldwijde ballingschap (vs. 21-27). 
- De beide delen van het volk zullen onder één Koning verenigd worden (vs. 22).8 
- De onthulling van de identiteit van de Koning: “En Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn. Voor hen allen zal er één Herder zijn. Zij zullen in Mijn bepalingen wandelen en Mijn verordeningen in acht nemen en die houden” (vs. 24). “Mijn Knecht David zal tot in eeuwigheid hun Vorst zijn” (vs. 25). Vinden we in Jesaja 53 de lijdende Knecht van de HEERE, hier zien we de uit de dood verrezen Knecht van de HEERE, Die het eeuwige onvergankelijke koningschap van David rechtmatig toekomt. 
- De wedergeboorte van het volk: “Zij zullen in Mijn bepalingen wandelen en Mijn verordeningen in acht nemen en die houden” (vs. 24). En dat zal zijn op basis van het eeuwig verbond (vs. 26, vgl. Jes. 55:3; 61:8; Jer. 32:40; 50:5; Ezech. 16:60; Hebr. 13:20). 
- Dan zal Gods heiligdom in hun midden zijn (vs. 26 en 27, vgl. Ezech. 40-48, waar we o.a. lezen over de herbouw van de tempel in het Messiaanse rijk). 
- Hij zal hen tot een God zijn en zij Hem tot een volk (vs. 27). 
- “Dan zullen de volken weten dat Ik de HEERE ben, Die Israël heiligt wanneer Mijn heiligdom voor eeuwig in hun midden zal zijn” (vs. 28). 

VERKLARENDE INFORMATIE IN EZECHIËL 36 

Bedenk dat de hoofdstukindeling in de Bijbel altijd het werk van mensen is. Ezechiël 36 geeft dan ook een verhelderende context voor hoofdstuk 37. We beperken ons tot slechts enkele voorbeelden: 

De aanleiding voor hun ballingschap (Ezech. 36:17-19)
“Mensenkind, toen het huis van Israël in hun land woonde, toen verontreinigden zij dat met hun weg en met hun daden. Hun weg was voor Mijn aangezicht als de onreinheid van een afgezonderde vrouw. Toen stortte Ik Mijn grimmigheid over hen uit omwille van het bloed dat zij in het land vergoten hadden, en vanwege hun stinkgoden waarmee zij het verontreinigd hadden. Ik verstrooide hen onder de heidenvolken en zij werden verspreid over de landen. Ik heb hen geoordeeld overeenkomstig hun weg en overeenkomstig hun daden." 

Terugkeer en herstel van het volk (Ezech. 36:24-28) 
“Ik zal u uit de heidenvolken halen en u uit alle landen bijeenbrengen. Dan zal Ik u naar uw land brengen. Ik zal rein water op u sprenkelen en u zult rein worden. Van al uw onreinheden en van al uw stinkgoden zal Ik u reinigen. Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven. Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven. Ik zal maken dat u in Mijn verordeningen wandelt en dat u Mijn bepalingen in acht neemt en ze houdt. U zult wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven heb, u zult een volk voor Mij zijn en Ík zal een God voor u zijn.” 

Het herstel van het land en volk (Ezech. 36:33-36) 
“Zo zegt de Heere HEERE: Op de dag dat Ik u reinig van al uw ongerechtigheden, zal Ik de steden doen bewonen en zullen de puinhopen herbouwd worden. Het verwoeste land zal bewerkt worden, in plaats van een woestenij te zijn voor de ogen van ieder die erdoorheen trekt. Zij zullen zeggen: Dit land, dat verwoest was, is als de hof van Eden geworden. De steden die verwoest lagen, verwoest en afgebroken, zijn versterkt en bewoond. Dan zullen de heidenvolken die om u heen overgebleven zijn, weten dat Ik, de HEERE, Zelf herbouw wat afgebroken is en beplant wat verwoest is. Ík, de HEERE, heb gesproken en Ik zal het doen.” 

Vandaar ons gebed: Kom Heere Jezus, ja kom spoedig! U heeft gesproken en zult het doen! 


Voetnoten
1. We moeten de Bijbel niet verklaren vanuit de ontwikkelingen in de wereld, maar deze ontwikkelingen – zo mogelijk – verklaren vanuit de Bijbel!
2. Vers 6 is een nadere toelichting op vers 5.
3. Mogelijk gaat het hier om de opdracht aan engelen (zie Matt. 24:31)
4. Afgesneden van de tempeldienst in Jeruzalem en Gods vroegere aanwezigheid aldaar, wat feitelijk de grootste tragedie van de ballingschap was.
5. ‘Wind(streken)’ is de vertaling van het Hebreeuwse woord ruchot (mv.) en staat voor de vier windstreken waar de Heere Zijn volk naar toe verstrooide. Zie: Ezech. 12:14; 17:21; Zach. 2:6.
6. ‘gedoden’ spreekt van nietsontziend geweld waarmee ballingschappen gepaard gingen.
7. Tot viermaal lezen we dat zij, evenals de heidenenvolken, zullen weten Wie de HEERE is: vs. 6, 13, 14, 28. Zie ook Ezech. 36:11, 23, 36, 38 en Ezech. 39:6, 7, 22, 23, 28. Het mag duidelijk zijn dat deze profetie nog nooit is vervuld.
8. Vergelijk Joh. 10:16: “Ik heb nog andere schapen, die niet van deze schaapskooi zijn; ook die moet Ik binnenbrengen, en zij zullen Mijn stem horen en het zal worden één kudde en één Herder”. Ook hier gaat het om de beloofde toekomstige samen- voeging van het twee- en tienstammenrijk onder één Herder-Koning.

Deel dit artikel via


Meer van zulke artikelen lezen?

Neem voor slechts € 12,50 p.j. een abonnement op IB Magazine. Het magazine bevat o.a. getuigenissen van Messiaanse Joden, interessante Bijbelstudies, nieuws, verhalen van de Bijbelverspreiding en achtergrondartikelen. Of abonneer u gratis op onze digitale nieuwsbrief.

Gratis nieuwsbrief IB Magazine

Sluiten