Heftige confrontatie tussen waarheid en leugen in de eindtijd

Bijbelstudie-Waarheid-Leugen.png Naar overzicht Print pagina

In dit artikel willen we in grote lijnen schetsen hoe, naarmate de eindtijd en de komst van de Heere Jezus naderen, de druk op de waarheid toeneemt en dat tot heftige confrontaties zal leiden. Tevens zullen we zien hoe de Heere ons door Zijn Woord toont waar we ons bevinden op Zijn tijdslijn. Met die kennis kunnen we actuele ontwikkelingen in het juiste perspectief plaatsen.

Wat is waarheid?

Op het gebed van de Heere Jezus “Heilig hen door Uw Waarheid”, volgt meteen een belangrijke proclamatie: “Uw Woord is de waarheid” (Joh. 17:17).
Tussen Woord en waarheid zou je dus eigenlijk een is-gelijk-teken kunnen zetten.
Als Pilatus tijdens het proces tegen de Heere Jezus zegt: “Wat is waarheid?”, lijken zijn woorden het tegenovergestelde te suggereren. Waarheid als rekbaar en subjectief begrip, dat niet meer is dan een eigen projectie van de werkelijkheid. Denk aan de Trumpiaanse uitdrukking ‘alternatieve feiten’. Veronderstelde ‘alternatieve feiten’ die we in onze tijd bijvoorbeeld terugzien in de genderideologie, waarbij geslachtskenmerken niet langer als bepalend worden beschouwd. Doorslaggevend is het antwoord op de vraag: ‘bij welk geslacht voel jij je het meeste thuis?’ Een vraag waarmee overigens kinderen al op jonge leeftijd op school in verwarring kunnen worden gebracht. Verwarring niet alleen ten aanzien van hun genderidentiteit, maar ook ten aanzien van het begrip waarheid, waarbij Gods scheppingsorde er niet meer toedoet.

Heilig hen in uw waarheid

Het is slechts een van de vele ontwikkelingen die het gebed van de Heere Jezus zo actueel maakt: “Heilig hen in Uw waarheid, Uw Woord is de waarheid”.
Heiliging is overigens niet in de eerste plaats een morele kwalificatie, maar heeft de betekenis van afzondering voor de dienst aan God. Denk bijvoorbeeld aan voorwerpen ten behoeve van de tabernakel/tempeldienst, die heilig waren of geheiligd moesten worden. Dingen die in zichzelf natuurlijk geen morele kwalificatie kunnen worden toegekend, maar onderdeel uitmaken van de dienst aan God. Wat niet wegneemt dat als de Heere voor Zijn discipelen bidt: “Heilig hen in uw waarheid, Uw woord is de waarheid”, dat proces van afzondering voor Zijn dienst ook morele implicaties heeft. En het is juist dit proces dat in de eindtijd tot een toenemende scheiding en confrontatie tussen licht en duisternis leiden:

“Wie onrecht doet, laat hij nog meer onrecht doen. En wie vuil is, laat hij nog vuiler worden. En wie rechtvaardig is, laat hij nog meer gerechtvaardigd worden. En wie heilig is, laat hij nog meer geheiligd worden” (Opb. 22:11).

Van twijfel naar leugen

De eerste keer dat God in de Bijbel spreekt, bepaalt ons bij enkele belangrijke principes ten aanzien van de waarheid.

“En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht. En God zag het licht dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis” (Gen. 1:3-4).

Daar tegenover staan de eerste woorden van satan, de vader der leugen:

“Is het echt zo dat God gezegd heeft: U mag niet eten van alle bomen in de hof?” (Gen. 3:1)

Satan zaait twijfel en maakt zo de scheidslijn tussen licht en duisternis flinterdun om de weg naar de leugen te kunnen banen:

“U zult zeker niet sterven. Maar God weet dat, op de dag dat u daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en dat u als God zult zijn, goed en kwaad kennend” (Gen. 3:4-5).

Merk op dat satan zijn ambitie om aan God gelijk te willen zijn projecteert op de mens. Een duidelijke ontmaskering van die intentie vinden we onder andere beschreven in Jesaja 14, dat een spotlied is op de koning van Babel, maar een dubbele laag heeft, zo blijkt uit vers 13 en 14:

“En ú zei in uw hart: Ik zal opstijgen naar de hemel; tot boven Gods sterren zal ik mijn troon verheffen, ik zal zetelen op de berg van de ontmoeting aan de noordzijde. Ik zal opstijgen boven de wolkenhoogten, ik zal mij gelijkstellen met de Allerhoogste.”

Na satans ‘succesvolle’ verleidingstactiek, spreekt de Heere een verpletterend oordeel over hem uit:

“En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen” (Gen. 3:15).

Het Nageslacht (letterlijk: Zaad) van de vrouw, dat een aanwijzing is voor de maagdelijke geboorte van de Heere Jezus, zal langs de weg van lijden (de vermorzeling van de hiel), de kop van de slang vermorzelen.
Opvallend dat God Zelf die vijandschap teweegbrengt, zoals Hij ook vanaf het begin Zelf scheiding aanbracht tussen licht en duisternis, waarvan het genoemde gebed voor Zijn discipelen “Heilig hen in Uw waarheid” integraal onderdeel is.

De strijd tussen licht en duisternis, waarheid en leugen, het Zaad van de vrouw en het zaad van de slang loopt als een rode draad door de hele Bijbel alsmede door de hele menselijke geschiedenis. Een strijd die tot een climax zal komen bij de openbaring van het zaad van de slang: “de mens der wetteloosheid, de zoon van het verderf, de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt” (2 Thess. 2:3-4).

Gods tijdslijn

En dat brengt ons bij een belangrijk principe bij de bestudering van het profetisch woord: God informeert ons niet alleen hoe die strijd tussen licht en duisternis tot een climax zal komen, maar geeft daarvoor ook een tijdslijn en volgorde van gebeurtenissen. Een duidelijk voorbeeld daarvan vinden we in Paulus’ tweede brief aan de Thessalonicenzen. Een deel van hen was in verwarring geraakt over de vraag waar zij zich op de profetische tijdslijn bevonden.

“En wij vragen u dringend, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem, dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt, niet door een uiting van de geest, niet door een woord, en ook niet door een brief die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn. Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is” (2 Thess. 2:1-3).

Beginnend met een troostrijk perspectief: “de komst van Christus en onze vereniging met Hem,” waarschuwt de apostel voor letterlijk ‘een geest’, ‘een woord’ of een brief die van hem, Silvanus en Timotheüs afkomstig zou zijn (zie vers 1 van beide brieven). Op het eerste oog leek zo’n brief authentiek, maar bij nadere bestudering was dat niet het geval.
Een actueel voorbeeld is een huis-aan-huis-pamflet dat met een veelheid aan Bijbelteksten toch een onjuiste profetische duiding van de huidige ontwikkelingen bracht. Een aaneenschakeling van Bijbelteksten is nog geen garantie voor een Bijbelgetrouwe conclusie. Veel onbijbelse duidingen van actuele wereldontwikkelingen zijn te herleiden op het vooruitzetten van Gods profetische tijdklok “alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn”.1 En dan wijst Paulus op het belang van de volgorde van ontwikkelingen. “Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is....” Belangrijk dus om gelijke tred houden met Gods tijdslijn en volgorde van gebeurtenissen. Als er door sommigen bijvoorbeeld wordt gewaarschuwd voor het merkteken van het beest, dat met de vaccinatie tegen Covid-19 zou worden ingebracht, is dat om meerdere redenen een verkeerde interpretatie van Openbaring 13. Want ook hier geldt dat er eerst aan een aantal voorwaarden voldaan moet worden, zoals de aanwezigheid van twee demonische wezens die Openbaring 13 beschrijft als ‘het beest uit de zee’ en ‘het beest uit de aarde’. Deze laatste zal voor het beest uit de zee eerst een beeld oprichten en pas daarna lezen we:

“En het maakt dat men aan allen, kleinen en groten, rijken en armen, vrijen en slaven een merkteken geeft op hun rechterhand of op hun voorhoofd, en het maakt dat niemand kan kopen of verkopen, behalve hij die dat merkteken heeft, of de naam van het beest of het getal van zijn naam” (Opb. 13:16-17).

Wie die allen zijn, lezen we in vers 8:

“van wie de namen niet zijn geschreven in het boek des levens van het Lam Dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld af.”

Gaat het hier om nietsvermoedende mensen, die zich om gezondheidsredenen hebben laten vaccineren? Nee, het betreft hier mensen “die verloren gaan, omdat zij de liefde voor de waarheid niet aangenomen hebben om zalig te worden” (2 Thess. 2:10). Er is hier dus sprake van een duidelijke keus: het bewust afwijzen van de liefde voor de waarheid.
En dan doet Gods iets heel opmerkelijks:

“Hij zendt hun een krachtige dwaling zenden, zodat zij de leugen geloven, opdat zij allen veroordeeld worden die de waarheid niet geloofd hebben, maar een behagen hebben gehad in de ongerechtigheid” (2 Thess. 2:11-12).

De imitator van de waarheid

Maar hoe zal die leugen zich in die periode manifesteren? Welnu, satan is niet alleen de vader van de leugen, maar ook de imitator van de waarheid. Zo wordt in Openbaring 13 het eerste beest (uit de zee) getypeerd als genezen van een dodelijke wond (vs. 3, 12). Reden voor de hele aarde om het beest met verwondering achterna te gaan hem aanbidden en uitroepen: “Wie is aan dit beest gelijk?” (vs. 4). We herkennen in dit beest een imitatie van Hem Die zegt: “Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid” (Opb. 1:18).

Satan is niet alleen de vader van de leugen, maar ook de imitator van de waarheid

Maar let ook hier op de tijdsaanduiding van 42 maanden waarin dit beest ‘grote woorden en godslasteringen zal spreken’ (vs. 5, zie ook Opb. 11:2). Het is dezelfde periode van 3,5 jaar die Daniël aanduidt met ‘tijd, tijden en een halve tijd’ (Dan. 7:25; 12:7; verg. Opb. 12:14) en in Openbaring 12:6 wordt aangeduid met 1260 dagen. Opnieuw dus niet zomaar een willekeurige periode, maar een specifieke fase in het hele eindtijdgebeuren. (Luister voor nadere uitleg over de jaarweken deze studies)
Maar ook het andere beest (uit de aarde) is een opmerkelijke imitatie van Christus. Hij heeft twee horens, als die van het Lam, maar spreekt als de draak (vs. 1). Uiterlijk lijkt hij dus op het Lam, maar zijn stem verraadt zijn ware identiteit, namelijk die van de draak.
Een heel herkenbaar principe in de waarschuwingen die de Heere Jezus geeft in Johannes 10. Hij legt daar de nadruk legt op de stem van de goede Herder, in tegenstelling tot die van de dief, de rover, de vreemde, de huurling en uiteindelijk de wolf.

“Voor hem doet de deurwachter open en de schapen horen zijn stem, en hij roept zijn eigen schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.” (vers 3)

“En wanneer hij zijn eigen schapen naar buiten gedreven heeft, gaat hij voor hen uit, en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen. En wanneer hij zijn eigen schapen naar buiten gedreven heeft, gaat hij voor hen uit, en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen.” (vers 4)

“Ik heb nog andere schapen, die niet van deze schaapskooi zijn; ook die moet Ik binnenbrengen, en zij zullen Mijn stem horen en het zal worden één kudde en één Herder.” (vers 16)

“Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij.” (vers 27)

Begrip antichrist

En dat brengt ons bij de betekenis van het begrip antichrist. ‘Anti’, betekent in het Grieks niet zoals in onze taal: ‘tegengesteld aan’ (denk b.v. aan anti-Europa) maar ‘in de plaats van’. Als Johannes schrijft over de antichrist of antichristen (1 Joh. 2:18, 22; 4:3; 2 Joh. 1:7), dan gaat het om een persoon of personen die komen in Christus’ plaats; in Zijn naam en in Zijn verschijning. Denk aan Jezus’ woorden:

“Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!” (Matt. 7:22-23).

Hoewel in de toekomst grote tekenen door hen gedaan zullen worden, zoals vuur uit de hemel op aarde werpen (Opb. 13:13),2 zal de unieke stem van de ware Messias nooit door iemand te imiteren zijn!

De unieke stem van de ware Messias zal nooit te imiteren zijn

De oprichting van de staat Israël

De oprichting van de staat Israël in 1948 is ongetwijfeld een belangrijk scharnierpunt in de tijd. Alle profetieën met betrekking tot de komst van de Heere Jezus en de door de Bijbel zeer gedocumenteerde fase die daaraan voorafgaat, vereisen de gedeeltelijke terugkeer van het volk naar het land. Maar ook hier moeten we voorzichtig om niet vooruit te lopen op Gods profetische tijdslijn. We moeten namelijk onderscheid maken tussen de huidige terugkeer zoals de profeten die voorzien hebben en de terugkeer zoals God die door Zijn profeten beloofd heeft na de wederkomst van Christus. Als we dat onderscheid namelijk niet maken, kunnen we onmogelijk de positie van de huidige staat Israël in Bijbels perspectief duiden.
Zacharia 14 geeft ons een duidelijk beeld van drie verschillende fasen, die Israël te wachten staan.

Fase 1: Dramatische gebeurtenissen voor het volk en het land (met name Jeruzalem):

“Zie, er komt een dag voor de HEERE waarop de buit, op u behaald, in uw midden zal worden verdeeld. Dan zal Ik alle heidenvolken verzamelen voor de strijd tegen Jeruzalem. De stad zal ingenomen worden, de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen verkracht worden. De helft van de stad zal in ballingschap wegtrekken, maar het overige van het volk zal niet uitgeroeid worden uit de stad.” (vers 1-2)

Fase 2: De goddelijke interventie door de komst van de Messias:

“Dan zal de HEERE uittrekken en tegen die heidenvolken strijden, zoals de dag dat Hij streed, op de dag van de strijd. Op die dag zullen Zijn voeten staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, ten oosten ervan. Dan zal de Olijfberg in tweeën gespleten worden naar het oosten en naar het westen. Er zal een zeer groot dal ontstaan, als de ene helft van de berg naar het noorden zal wijken en de andere helft ervan naar het zuiden. Dan zult u vluchten door het dal van Mijn bergen, want het dal tussen de bergen zal reiken tot Azal. Ja, u zult vluchten, zoals u gevlucht bent voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. Dan zal de HEERE, mijn God, komen: al de heiligen met U! Op die dag zal het geschieden dat het kostbare licht er niet zal zijn, evenmin de dikke duisternis. Maar er zal één dag zijn, die de HEERE bekend zal zijn, geen dag en geen nacht. Het zal geschieden ten tijde van de avond dat het licht blijft.” (vers 3-7)

Fase 3: Herstel van het volk en het land onder Christus’ heerschappij:

“Op die dag zal het geschieden dat er levend water vanuit Jeruzalem zal stromen, de ene helft ervan naar de zee in het oosten en de andere helft ervan naar de zee in het westen: 's zomers en 's winters zal het plaatsvinden. De HEERE zal Koning worden over heel de aarde. Op die dag zal de HEERE de Enige zijn en Zijn Naam de enige. Heel het land zal als de Vlakte worden, van Geba tot Rimmon, ten zuiden van Jeruzalem. Maar Jeruzalem zal verheven worden en op zijn plaats bewoond blijven, van de poort van Benjamin af tot de plaats van de vroegere poort toe, tot aan de Hoekpoort, en van de Hananeëltoren af tot aan de perskuipen van de koning. Zij zullen erin wonen, een ban vloek zal er niet meer zijn: Jeruzalem zal onbezorgd wonen.” (vers 8-11)

Verschil tussen de waarschuwingen van Paulus en de Heere Jezus

Voor een Bijbels zicht op de eindtijdontwikkelingen is het tenslotte nog belangrijk om onderscheid te maken tussen Paulus’ waarschuwingen aan de gemeente, het Lichaam van Christus, en de eindtijdrede van de Heere Jezus, die voornamelijk de inwoners van Jeruzalem en Judea aangaat.

In zijn laatste geschreven brief, bereidt Paulus zijn jongere broeder Timotheüs voor op een zware tijd die er voor de gemeente zal aanbreken:

“En weet dit dat in de laatste dagen zware tijden zullen aanbreken. Want de mensen zullen liefhebbers zijn van zichzelf, geldzuchtig, grootsprekers, hoogmoedig, lasteraars, hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, kwaadsprekers, onmatig, wreed, zonder liefde voor het goede, verraders, roekeloos, verwaand, meer liefhebbers van zingenot dan liefhebbers van God. Zij hebben een schijn van godsvrucht, maar hebben de kracht ervan verloochend. Keer u ook van hen af.” (2 Tim. 3:1-5)

“Want er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar dat zij zullen zoeken wat het gehoor streelt, en voor zichzelf leraars zullen verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten. Ze zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels.” (2 Tim. 4:3-4)

We moeten Paulus’ genoemde ‘zware dagen in de laatste tijden’ die betrekking hebben op de gemeente, onderscheiden van de profetische rede van de Heere Jezus. Kijken we naar die eindtijdrede, in bijvoorbeeld Mattheüs 24, dan is het van belang om te letten op de Joodse en de geografische context van Jeruzalem en Judea. Allereerst de voorzegging van de verwoesting van de tempel, zoals deze in 70 n.Chr. heeft plaatsgevonden:

“Voorwaar, Ik zeg u: hier zal niet één steen op de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden.” (vers 2)

Maar dan komt de vraag:

“Zeg ons, wanneer zullen deze dingen gebeuren? En wat is het teken van Uw komst en van de voleinding van de wereld?” (vers 3)

Eigenlijk stellen de discipelen hier drie vragen, die ook weer profetische gebeurtenissen in drie fasen betreffen:

  1. “Wanneer zullen deze dingen gebeuren?” namelijk de verwoesting van de tempel in 70 n.Chr.
  2. Het teken van Christus’ komst.
  3. De voleinding van de wereld. Let op ‘wereld’ is hier de vertaling van het Griekse woord ‘aioon’, dat een tijdperk (eeuw) aanduidt, die in een slotfase tot voleinding zal komen.3

De eerste reactie van de Heere op deze vragen is: “Pas op dat niemand u misleidt” (vers 4).
Opnieuw dus misleiding, die zich vooral zal manifesteren in valse messiassen en profeten.

“Want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus; en zij zullen velen misleiden” (vers 5).
“En er zullen veel valse profeten opstaan en die zullen er velen misleiden” (vers 11).
“Als iemand dan tegen u zegt: Zie, hier is de Christus of daar, geloof het niet; want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zó dat zij – als het mogelijk zou zijn – ook de uitverkorenen zouden misleiden. Zie, Ik heb het u van tevoren gezegd! Als men dan tegen u zal zeggen: Zie, Hij is in de woestijn; ga er niet opuit; zie, Hij is in de binnenkamers, geloof het niet” (vers 23-26).

Het gaat hier om een uitzonderlijke periode, waarin Israël in een enorme verwarring zal verkeren over welke profeet de waarheid spreekt en welke messias, de Ware is. Bedenk dat de orthodoxe Chabadbeweiging nog steeds de in 1994 overleden rebbe Menachem Schneerson als messias verwacht!

Ook hier moeten we er dus weer op letten om de wijzers van de profetische klok niet vooruit te zetten. Gebeurtenissen in de wereld die de Heere hier beschrijft, zou je anders makkelijk kunnen verwarren met gebeurtenissen in onze tijd, zoals:

“U zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen.” (vers 6).
“Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen hongersnoden zijn en besmettelijke ziekten en aardbevingen in verscheidene plaatsen.” (vers 7)

Zeker bij ‘besmettelijke ziekten’, zou je kunnen denken aan Covid-19. En ook ‘oorlogen, hongersnoden en aardbevingen’ zijn ons bepaald niet vreemd. Maar let op, de ontwikkelingen in deze eindtijdrede staan in een specifieke context. Ze horen bij elkaar. Als we er willekeurig puzzelstukjes uithalen blijft er van de puzzel als geheel niets over. Het is een samenhangend geheel, waarvan de vervulling in een door de Heere bepaalde periode zal plaatsvinden. De focus ligt daarbij op het koninkrijk dat Christus zal oprichten en waarvan het ‘Evangelie van dat koninkrijk’ in de hele wereld gepredikt zal worden tot een getuigenis van alle volken en dan (!) zal het einde komen (vers 14). De volken zijn dus gewaarschuwd, wat hen er kennelijk niet van weerhoudt zich tegen de komst van dat koninkrijk te verzetten (lees bv. Zacharia 12-14).

Vervolgens waarschuwt de Heere voor het moment dat “u de gruwel van de verwoesting waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats” (vers 15). Die gruwel is het afgodsbeeld, dat we – zoals we eerder zagen – onder andere beschreven vinden Openbaring 13. Over dat gebeuren en dat tijdstip geeft de Heere een dringende waarschuwing:

“Laat hij die het leest, daarop letten!4 – laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen. Wie op het dak is, moet niet naar beneden gaan om iets uit zijn huis te halen, en wie op de akker is, moet niet terugkeren naar wat hij achterliet om zijn kleren te halen. Maar wee de zwangeren en de zogenden in die dagen! En bid dat uw vlucht niet zal plaatsvinden in de winter en ook niet op een sabbat.5 Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal” (vers 15-21).

En dan worden we opnieuw bepaald bij de volgorde van gebeurtenissen die uitmonden in de komst van de Messias:

“En meteen na (!) de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal zijn schijnsel niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden. En dan zal aan de hemel het teken van de Zoon des mensen verschijnen; en dan zullen al de stammen van de aarde rouw bedrijven en zij zullen de Zoon des mensen zien, als Hij op de wolken van de hemel komt met grote kracht en heerlijkheid” (vers 29-30).

Dat zal dan ook het moment zijn waarop de Heere, door de inzet van Zijn engelen, de beloofde terugkeer van Zijn volk zal realiseren:

“En Hij zal Zijn engelen uitzenden onder luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste ervan” (vers 31).

Gods raad laat zich niet sturen

Tenslotte is het – ook voor onze gemoedsrust – belangrijk te beseffen dat God Zijn raad niet door anderen laat sturen of bijsturen. De voorbeelden in de Bijbel zijn daarvoor legio.
Als Farao zich ten aanzien van Israël voorneemt: “Kom, laten wij er verstandig tegen optreden, anders zal het talrijk worden” (Exod. 1:10), dan staat daar tegenover: “Hij vangt de wijzen in hun eigen sluwheid, zodat de raad van hen die slinks zijn, mislukt” (Job 5:13).
En als diezelfde Farao God niet gehoorzaamt, zijn hart verhardt en Israël niet laat gaan, luidt het antwoord van de HEERE:

“Nu had Ik immers Mijn hand kunnen uitstrekken om u en uw volk met de pest te treffen, zodat u van de aarde uitgeroeid zou zijn. Maar juist hierom heb Ik u laten bestaan, om Mijn kracht aan u te tonen, zodat Mijn Naam bekendgemaakt zal worden op heel de aarde” (Exod. 9:15,16).

Daardoor kon de in Jericho wonende Rachab belijden:

“Ik weet dat de HEERE u dit land gegeven heeft en dat de schrik voor u op ons gevallen is, en dat al de inwoners van dit land weggesmolten zijn van angst voor u. Want wij hebben gehoord dat de HEERE het water van de Schelfzee voor uw ogen heeft doen opdrogen, toen u uit Egypte ging” (Joz. 2:9-10).

Als alle volken eens tegen Jeruzalem zullen optrekken waardoor zij zich diepe sneden zullen toebrengen (Zach. 12:3), weten we:

“De HEERE vernietigt de raad van de heidenvolken, Hij verbreekt de gedachten van de volken. Maar de raad van de HEERE bestaat voor eeuwig, de gedachten van Zijn hart bestaan van generatie op generatie” (Ps. 33:10-11).

Een lamp die schijnt in een duistere plaats

Daarom heeft God ons het profetische Woord gegeven “dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart” (2 Pet. 1:19).
Tegelijk haast Petrus zich er aan toe te voegen:

“Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat; want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken” (2 Pet. 1:20-21).

Laten we daarom in deze turbulente en verwarrende tijden waken voor een eigenmachtige uitleg van Gods profetisch woord, maar ook voor een eigenmachtige duiding daarvan. Laat ons gebed daarbij meer dan ooit zijn: “Heilig ons door Uw Waarheid”, Uw Woord is de waarheid.” En ja, het is dat Woord, dat we vooral het Joodse volk zo van harte gunnen!

Laten we in deze turbulente en verwarrende tijden waken voor een eigenmachtige uitleg van Gods profetisch woord, maar ook voor een eigenmachtige duiding daarvan


Voetnoten:

  1. Oudere handschriften geven hier ‘de dag des Heeren’.
  2. Als imitatie van het wonder op de Karmel, toen God op Elia’s gebed, vuur uit de hemel op zijn altaar liet vallen en het volk twee keer riep “de HEERE is God”.
  3. Het gaat hier dus niet, zoals sommigen veronderstellen, om het vergaan van de wereld.
  4. Het gaat hier dus om Joodse mensen die de beschikking hebben over het Nieuwe Testament en weet hebben van de aanwijzingen in Jezus’ eindtijdrede.
  5. Aanwijzing voor de toenemende invloed van de orthodoxie op het openbare leven.

Deel dit artikel via


Meer van zulke artikelen lezen?

Neem voor slechts € 12,50 p.j. een abonnement op IB Magazine. Het magazine bevat o.a. getuigenissen van Messiaanse Joden, interessante Bijbelstudies, nieuws, verhalen van de Bijbelverspreiding en achtergrondartikelen. Of abonneer u gratis op onze digitale nieuwsbrief.

Gratis nieuwsbrief IB Magazine

Sluiten