In de Joodse geschriften stammend van voor de jaartelling tot aan het jaar 1000 na Chr. komen we twee verschillende Messiassen tegen, een lijdende Messias en een zegevierende Messias. De eerste Messias is een priester, de afstammeling van Jozef, de oudste zoon van Rachel. Volgens sommige uitleggers zal hij oorlog voeren met de vijanden van Israël, maar lijden en uiteindelijk zelfs sterven (en volgens sommige bronnen ook weer opstaan uit de dood). De tweede is de overwinnende Messias, de zoon en afstammeling van koning David, die eenmaal ook zelf als koning over de wereld zal heersen in Jeruzalem.
Het valt wel te begrijpen dat Joodse Bijbelverklaarders tot de conclusie zijn gekomen dat er twee verschillende Messiassen zullen komen. Het Oude Testament spreekt immers over twee facetten van de Messias die moeilijk met elkaar zijn te verenigen. Aan de ene kant stelt Zacharia 12:10 dat de inwoners van Jeruzalem Hem (de Messias) “zullen aanschouwen, Die zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven, als met de rouwklacht over een enig kind; en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene.” In Jesaja 52:13 - 53:12 wordt gesproken over een lijdende knecht die door allen geminacht zal worden.
Aan de andere kant schilderen tekstgedeelten als Psalm 2:7-9 het beeld van een Messias die de heidenen zal verpletteren met een ijzeren scepter en hen zal stukslaan als aardewerk. Hoe kan een messiaanse Koning lijden en zelfs doodgaan? Daarom is het niet vreemd dat men tot de conclusie is gekomen, dat het wel om twee verschillende personen moet gaan.
In vroege rabbijnse en andere Joodse geschriften wordt vaak over de lijdende Messias gesproken. Maar vanaf de elfde eeuw na Chr. verandert dit. Jesaja 53 werd uit het leesrooster van de synagoge geschrapt, en wordt daarom wel ‘het verboden hoofdstuk’ genoemd. De lijdende knecht was niet langer de Messias maar stond nu symbool voor het volk Israël, dat in haar lange geschiedenis zoveel heeft geleden.
Dit kwam mede door de disputen met christenen, die betoogden dat Jezus de lijdende knecht was, en door de jodenvervolgingen in het ‘christelijke’ Europa die steeds heftiger werden.
Typerend voor deze verandering is het werk van een van de belangrijkste Joodse uitleggers, Rashi (1040-1105). In zijn commentaar op de Babylonische Talmoed betoogde hij dat de lijdende knecht de Messias was, maar in zijn latere Bijbelcommentaar op Jesaja wees hij dit af. Vandaar dat vandaag de dag Joden geen lijdende Messias maar alleen een koning Messias verwachten, die in Jeruzalem over de wereld zal regeren, de Tempel zal herbouwen en alle Joodse ballingen naar het land van Israël zal terugbrengen.
DE LIJDENDE MESSIAS ALS AFSTAMMELING VAN JOZEF
In de negentiende eeuw waren er geleerden die meenden dat de oude rabbijnse opvatting dat de lijdende Messias een afstammeling van Jozef was, is ontstaan na opkomst van het christendom en dus een rabbijnse ‘uitvinding’ was. Maar dit is niet juist. Al in Joodse geschriften van voor de jaartelling wordt de lijdende Messias met Jozef verbonden.
Wij christenen geloven dat Jezus zowel de lijdende Messias is als de heersende Messias, dus in één persoon gecombineerd. Er zijn teksten in het Oude Testament die daar ook op wijzen. De eerste messiaanse tekst uit de Bijbel is Genesis 3:15 over de vijandschap tussen het zaad van de slang en het zaad van de vrouw. Zowel de christelijke als de oudste Joodse bronnen, zoals de Septuaginta en Joodse vertalingen in het Aramees, leggen dit messiaans uit. In deze tekst wordt de overwinning op de satan benadrukt, maar er is ook sprake van lijden. De slang vermorzelt de hiel van de Messias. Dat slaat op Zijn lijden, en volgens sommige uitleggers ook op Zijn dood (zie ook Gen. 49:17).
Hier is sprake van één persoon. Waarom dachten Joden dan dat het om twee verschillende personen zou gaan? De reden is dat een aantal andere teksten, die door de Joodse uitleggers als messiaans werden opgevat, betrekking hebben op Jozef, de oudste zoon van Rachel. Vandaar dat men hem als een letterlijke zoon van Jozef ging zien en dus niet dezelfde kan zijn als de zoon van David.
MESSIAANSE BELOFTEN VOOR JOZEF
De basis voor de Joodse opvatting dat de lijdende Messias een afstammeling van Jozef is, zijn de zegeningen over Jozef in Genesis 49 en Deuteronomium 33. Naar deze gedeelten verwijzen ze veelvuldig als ze het over de Messias, de zoon van Jozef hebben.
In Genesis 49 zegent Jakob zijn zonen. Zeer bekend is de zegen over Juda: “De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzaam zijn (vers 10).
De Joodse uitleggers leggen dit unaniem messiaans uit. Bijvoorbeeld Rashi, die Silo vertaalt met ‘Wat hem toebehoort’. Hij geeft dan de uitleg: ‘Silo, dat is de Messias-koning, aan wie het koningschap behoort.’
Ook in de zegen over Jozef komen de Joodse uitleggers messiaanse verwijzingen tegen.
Genesis 49:22-25: “Jozef is een jonge vruchtbare boom, een jonge vruchtbare boom bij een bron. Elk van zijn takken loopt over de muur. Boogschutters hebben hem verbitterd, beschoten en hem gehaat, maar zijn boog bleef gespannen; zijn armen en handen bleven soepel door de handen van de Machtige van Jakob, - vandaar dat Hij de Herder is, de rots van Israël – door de God van je vader, Die je zal helpen en door de Almachtige, Die je zal zegenen …”
De jonge vruchtbare boom is volgens hen de wijnstok en deze wordt zo weer verbonden met andere messiaanse passages over de wijnstok. In Psalm 80:15-17 wordt ook over de wijnstok gesproken: “O God van de legermachten keer toch terug; kijk neer uit de hemel en zie. Zie om naar deze wijnstok, de stam die Uw rechterhand geplant heeft, en dat om de Zoon die U voor Uzelf sterk gemaakt hebt. De wijnstok is met vuur verbrand, is afgeknapt; Uw volk komt om door de bestraffing van Uw aangezicht.”
De Kanttekeningen bij de Statenvertaling en andere christelijke commentaren laten dit slaan op de Messias. Ook volgens Joodse uitleggers is deze psalm, die over Jozef en zijn nageslacht gaat (zie vers 2 en 3), messiaans. De wijnstok is dan de stam Jozef, maar ook zijn afstammeling, de lijdende Messias, de zoon van Jozef.
Een aantal Joodse uitleggers vertaalt het slot van Genesis 49:24, “vandaar dat Hij de Herder is, de rots van Israël”, anders. Zij geven het weer als: “Van daaruit werd hij de Herder, de Rots van Israël.” Hij is dan niet God, maar Jozef. Jozef wordt zo genoemd, omdat hij ervoor zorgde dat zijn familie in Egypte in leven bleef. In deze uitleg zijn de boogschutters (vers 23) zijn broers die hem hebben verkocht. Deze uitleg slaat op het verleden, maar kan evengoed ook op de toekomst slaan, zeker als het wordt verbonden met Deuteronomium 33.
JOZEF ALS DE EERSTGEBORENE VAN HET RUND
In Deuteronomium 33 zegent Mozes de twaalf stammen. In vers 13-17 wordt Jozef gezegend. Vooral vers 17 is van belang: “Hij heeft de pracht van de eerstgeborene van zijn rund, en zijn horens zijn horens van de wilde os, daarmee zal hij volken stoten, allemaal, tot aan de einden der aarde …”
Oude Joodse verklaringen laten dit slaan op de toekomstige Messias; Jozef wordt hier met de eerstgeborene van zijn rund vergeleken. Zij verbonden dit met Numeri 18:17: “Maar het eerstgeborene van een rund … mag u niet vrijkopen: ze zijn heilig. Hun bloed moet u op het altaar sprenkelen en hun vet moet u in rook laten opgaan, als een vuuroffer, als een aangename geur voor de HEERE” (zie ook Lev. 22:27).
Zij trokken daaruit de conclusie dat de Messias zal lijden, zijn bloed vergoten zal worden en hij zal sterven.
Er zijn weinig christelijke uitleggers die deze tekst messiaans uitleggen. Toch is dit wel een tekst die je op Christus kunt betrekken. Immers beide aspecten komen naar voren: de Messias zal eerst lijden en sterven (gesymboliseerd door ‘de eerstgeborene van het rund’) en daarna koning worden (gesymboliseerd door de wilde os).
De wilde os is de oeros, een ontzagwekkend dier, die even ver van de gewone koe afstaat als de leeuw van onze huiskat.
In de oudheid, maar ook in de Bijbel gold de oeros als een koning van de dieren. Uit opgravingen weten we dat er beelden van geweldig grote stieren bij de ingang van het koninklijke paleis in Ninevé stonden. In Ezechiël 1:10 wordt van de cherubs gezegd dat zij vier aangezichten hadden, die van een mens, die van een leeuw (koning van de wilde dieren), die van een rund (koning van de gedomesticeerde dieren) en een adelaar (de koning van de vogels).
Overal in het Oude Testament waar Jozef in verband wordt gebracht met een rund of een wilde os, legden Joodse uitleggers dit messiaans uit. Bijvoorbeeld in Psalm 92:10-11: “Maar U zult mijn hoorn opheffen als die van een wilde os, ik ben met verse olie overgoten. Mijn oog zal de val aanschouwen van hen die mij bespieden; mijn oren zullen horen wat de kwaaddoeners overkomt die tegen mij opstaan.”
Volgens hen gaat het hier om de Messias zoon van Jozef. Maar vanuit onze optiek zou het beter passen bij één persoon, want de Messias zal na Zijn lijden de vijanden overwinnen (gesymboliseerd door de hoorn van de wilde os).
DE LIJDENDE MESSIAS ALS TYPE VAN JOZEF
In Genesis 37-50 lezen we over het leven van Jozef, hoe hij als slaaf werd verkocht door zijn broeders en naar Egypte werd gevoerd, uiteindelijk onschuldig in de gevangenis terechtkwam en later onderkoning van Egypte werd. Christenen zien in Jozef een type van de lijdende Jezus, maar de Joodse uitleggers zien hem eveneens als een type van iemand die onschuldig heeft geleden.
En daarom werd overal waar in het Oude Testament over het lijden van de Messias werd gesproken dit door de rabbijnen op de Messias zoon van Jozef betrokken. In Jesaja 53:7 wordt gesproken over een schaap dat stom is voor zijn scheerders en zijn mond niet opendeed. In het Hebreeuws is schaap: rachel, hetzelfde woord als de naam Rachel. En dan wordt weer een relatie gelegd met Rachel de moeder van Jozef, die weent om haar kinderen.
DE LIJDENDE MESSIAS IN HET NIEUWE TESTAMENT
Met name in het Evangelie van Johannes vinden we verwijzingen naar de Messias, de zoon van Jozef. In Johannes 4 heeft de Heere Jezus een ontmoeting met de Samaritaanse vrouw. Ook de Samaritanen verwachtten de Messias, maar volgens hen was hij niet de zoon van David uit Jeruzalem, maar een zekere Jozua (dezelfde naam als Jezus!), de afstammeling van aartsvader Jozef uit het gebied van Efraïm. Jezus maakt Zich aan haar bekend als de Messias van de Samaritanen: “Ik ben het (de Messias), Die met u spreekt.” Opmerkelijk is dat Jezus Zelf ook, naar werd aangenomen, de zoon van Jozef, de zoon van Jakob was (Matt. 1:16), evenals de Samaritaanse Messias! En Hij kwam ook uit het noorden, uit Nazareth in Galilea.
Het is opmerkelijk dat Samaritanen de Heere Jezus al tijdens Zijn aardse leven als Messias accepteerden. Voor de Joodse discipelen was dit veel moeilijker. Zij wilden wel aannemen dat Hij koning zou worden, maar begrepen niet dat Hij ook moest lijden en sterven. Toch hadden zij, en de andere Joden met hen, dat wel kunnen weten. Immers zowel in het Oude Testament als in hun eigen geschriften en overleveringen was daarover geschreven. Wanneer Jezus de Emmaüsgangers ontmoet, zeggen zij tegen Hem: “en wij hoopten dat Hij (Jezus) het was Die Israël zou verlossen.” En Jezus antwoordde hen: “O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben! Moest de Messias dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan? En Hij begon met Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in de Schriften over Hem geschreven was” (Luk. 24:21, 25-27). Waarom begrepen ze het niet, ook al hadden ze al over Zijn opstanding gehoord? (Luk. 24:11)
De voornaamste reden is, denk ik, dat ze het niet wilden en konden begrijpen. Dat had te maken met de politieke situatie in die dagen. Het land van Israël was bezet door de Romeinen en men zuchtte onder deze onderdrukking. Groepen als de Zeloten verzetten zich actief tegen de Romeinse overheersing en leverden een guerrillaoorlog tegen de bezetters en haar collaborateurs. De Zeloten waren zeer religieus en ervan overtuigd dat wanneer zij onvoorwaardelijk God zouden gehoorzamen de Heere zou ingrijpen. Dat dan het messiaanse tijdperk zou beginnen en Israël onder haar Messias weer een vrij land zou zijn. Veel tegenstanders van Jezus zagen Hem daarom ook als een Zeloot.
Dat blijkt wel uit het feit dat Pilatus het volk vroeg om een keuze te maken tussen Jezus en Barabbas. Immers Barabbas behoorde tot de Zeloten of tot een andere soortgelijke vrijheidsgroepering (Mark. 15:7). Uit het Grieks valt op te maken dat ook de moordenaars tussen wie Jezus aan het kruis hing Zeloten waren (Mark. 15:27). Het Griekse woord voor ‘misdadigers’ wordt namelijk elders voor ‘Zeloten’ gebruikt.
Maar Jezus was zeker geen Zeloot. De Evangeliën van Mattheus, Markus en Lukas verhalen dat de Heere Jezus drie keer heel nadrukkelijk betoogt dat Hij naar Jeruzalem moest gaan, daar zou lijden, gedood zou worden en op de derde dag weer zou opstaan (zie Matt. 16:21-23; 17:22-23; 20:17-19; Mark. 8:31; 9:31; 10:33-34; Luk. 9:22; 9:44; 13:31-33; 18:31-33).
Dat dit onderwijs weinig indruk heeft gemaakt op de discipelen, blijkt niet alleen uit het feit dat Petrus Jezus bestraft nadat Hij heeft gezegd dat Hij zal lijden, sterven en opstaan.
Ook de andere discipelen wilden er niet aan: “Zij begrepen echter niets van deze dingen en dit woord was voor hen verborgen en zij begrepen niet wat er gezegd werd” (Luk. 18:34, zie ook Mark. 9:32). Pas na de opstanding opende Jezus hun verstand zodat zij de Schriften begrepen (Luk. 24:45).
Literatuur
Bij het schrijven van dit artikel heb ik vooral gebruik gemaakt van:
- David C. Mitchell, Messiah ben Joseph, Campbell Publications 2016
- Michael Rydelnik, The Messianic Hope; Is the Hebrew Bible really Messianic? Nashville Tennessee 2010
Vooral het boek van Mitchell is een ‘must’ voor een ieder die geïnteresseerd is in de lijdende Messias binnen het Jodendom. Mitchell heeft alle teksten vanuit het Grieks, Hebreeuws en Aramees vertaald die over de Messias ben Jozef gaan. En dan blijkt dat het lijden van de Messias niet slechts een voetnoot is in de Joodse geschriften, maar een essentieel onderdeel van het Joodse denken over de Messias.
Deel dit artikel via