Het sabbatsjaar in Israël

Bijbelstudie-Sabbatsjaar.png Naar overzicht Print pagina

Op 6 september 2021 begon op Rosj Hasjana het Joodse nieuwe jaar, en dit jaar is het een sjmitta, oftewel een sabbatsjaar. Wat houdt dit in, wat zegt de Bijbel hierover, en hoe gaat men hier vandaag in Israël mee om?

In Leviticus 25:3-4 staat: “Zes jaar mag u uw akker bezaaien, zes jaar mag u uw wijngaard snoeien en de opbrengst ervan inzamelen. Maar in het zevende jaar moet het voor het land sabbat zijn, een periode van volledige rust, een sabbat voor de HEERE. Uw akker mag u niet bezaaien en uw wijngaard mag u niet snoeien” (zie ook Exod. 23:10-11).

In dat rustjaar was de landbouwopbrengst vrij te eten voor alle mensen, het vee en de wilde dieren. Zo’n jaar wordt een sjmitta genoemd. Het woord sjmitta betekent ‘kwijtschelding’ en vinden we onder andere in Deuteronomium 15. Naast het sabbatsjaar voor het land, moesten in het zevende jaar namelijk ook de schulden worden kwijtgescholden en Hebreeuwse slaven worden vrijgelaten. De reden voor de sjmitta is in de eerste plaats dat Israël zou leren om afhankelijk te zijn van de zegen van de HEERE. God belooft dan ook dat de oogst in het jaar vóór de sjmitta genoeg zou zijn voor drie jaar en dat zij onbezorgd in het land zouden wonen (Lev. 25:22-25). Speciaal worden de mensen genoemd die een marginale status hadden, namelijk slaven, dagloners en vreemdelingen (vs. 6). Het was dus ook een sociaal vangnet voor de meest behoeftigen in de samenleving.

Jubeljaar

Na zeven sabbatsjaren, een periode van 49 jaar, volgde een speciaal jubeljaar: “U moet het vijftigste jaar heiligen en vrijlating in het land uitroepen voor alle bewoners ervan. Het is jubeljaar voor u: ieder zal terugkeren naar zijn eigen bezit en ieder zal terugkeren naar zijn familie” (Lev. 25:10). Het land is niet van de Israëlieten, maar van de Heere Zelf. Hij geeft het aan wie Hij wil en daarom kon het land niet blijvend verkocht worden. Er is al eeuwen discussie onder rabbijnen en historici of dit jubeljaar het 49e jaar zelf is of een extra 50e jaar, waardoor het land twee jaar braak kwam te liggen. Omdat de sjmitta-geboden alleen gelden ín het land Israël, zijn ze nooit door Joden in de diaspora gehouden. Het jubeljaar wordt niet meer gevierd. Dat mag volgens rabbijnse interpretatie pas wanneer heel het volk Israël weer in het land woont. Maar hoe zit het met het sabbatsjaar?

Heter mechira

Eeuwenlang woonden er slechts een handjevol Joden in Israël en werd er weinig tot geen land verbouwd. Dit veranderde in de negentiende eeuw, toen er veel Sefardische Joden immigreerden en de landbouw begon te groeien. De populatie rondom Jeruzalem was echter arm, en de opbrengst van de landbouw zeer mager. Een sjmitta zou rampzalige economische gevolgen hebben en hongersnood veroorzaken. Vandaar dat de rabbijnen sinds 1888 de zogenaamde heter mechira (verkoopvergunning) toestaan. Joodse landbouwers kunnen tijdelijk hun grondgebied voor een symbolisch bedrag verkopen aan een niet-jood en gaan vervolgens in loondienst. Joodse mensen mogen wel op het land werken, maar het zaaien, planten, ploegen en oogsten (zie Lev. 25) moet door niet-joodse mensen gedaan worden. Zo kan de grond verbouwd blijven worden.

De regel valt onder andere te herleiden naar de Talmoed, waar een discussie is of de opbrengst van aan een niet-jood verkochte grond ook onder de Thorageboden valt (Gittin 47a). Uiteraard worden er hier en in andere rabbijnse geschriften veel voor- en tegenargumenten gegeven. Maar in tijden van nood is het volgens de Joodse wetgeving toegestaan om één rabbijnse mening na te volgen.

De heter mechira wordt nog weleens gezien als een maas in de wet. Een voorbeeld van een verwrongen manier om onder de geboden uit te komen, zonder ze te overtreden. Maar de geschiedenis van deze regel geeft een heel ander beeld. Hij is uit noodzaak geboren. Abraham Isaac Kook (1865-1935), de eerste Asjkenazische opperrabbijn van het toenmalige mandaatgebied Palestina, schrijft dan ook in één van zijn brieven: “Heb ik niet steeds gezegd dat deze regel slechts tijdelijk is, en alleen als het echt noodzakelijk is? Het is volstrekt niet de bedoeling om zo’n groot gebod als de heiligheid van de sjmitta te ontwortelen, als het niet absoluut noodzakelijk zou zijn ... Als mensen zouden sterven, moge G-d het verhoeden, van de honger, zonder werk of levensonderhoud, of dat de heilige gemeenschap uit elkaar zou vallen ... Maar als er een moment komt dat een deugdelijke Beet Dien [rabbijnse rechtbank] vindt dat de situatie beter is geworden, dat het veilig is om de sjmitta letterlijk, zonder omzeilingen, te houden, G-d verhoedde het dat we de heiligheid van het Land dan zouden ontwortelen” (Igrot Hare’iyah 2, pg. 555).

Verdeeldheid

Afgesproken is dan ook dat elk sabbatsjaar de heter mechira moet worden geëvalueerd. Daarom wakkert in Israël de discussie elke zeven jaar ook weer aan. Vanaf het begin was er namelijk al veel verdeeldheid onder de rabbijnen over deze regel. Qua Joodse wetgeving is het een complexe zaak. Om wat discussiepunten te noemen: Kunnen we, vanwege het eerdergenoemde interpretatieverschil over het 50e jaar, überhaupt wel weten wanneer het precies een sjmitta of een jubeljaar is? Waarom zouden de veelal niet-orthodoxe landbouwers zich wel aan dit gebod houden, maar niet aan de rest van de Thora? Israël is ook in ballingschap gegaan door het overtreden van de sjmitta-geboden (zie Lev. 26:33-35; Jer. 34:13-14; 2 Kron. 36:20-21), en nu wordt er weer geen sjmitta gehouden! En hoe verhoudt de verkoop van grond zich tot Deuteronomium 7:2, waar het verboden wordt om verbonden te sluiten met heidenen in het land?

Boycot

De meeste boeren zijn traditioneel of seculier Joods. Toch is het voor hen geen probleem om zich aan de heter mechira te houden.

Het alternatief is immers dat je producten geen koosjer-stempel krijgen. Er zijn religieuze boeren die het land wel een jaar braak laten liggen. Tijdens het laatste sabbatsjaar waren dat er 3500, die zo’n tien procent van de totale landbouwoppervlakte bezitten. Zij werden door overheidsgelden ondersteund. Er zijn ook boeren die alleen op een klein gedeelte van hun grond de sjmitta houden.

Toch accepteert vandaag een steeds grotere groep ultraorthodoxe Joden de heter mechira niet meer en boycotten ze producten die in Israël tijdens een sjmitta-jaar verbouwd zijn. Producten die in de Negev- of Aravawoestijn worden verbouwd, vallen niet onder de sjmitta-wetgeving en worden wel gekocht. Dit geldt ook voor producten die niet in de aarde zelf, maar in bakken met vruchtbaar water boven de grond groeien. Ook is er een speciaal overheidsprogramma dat voorziet in landbouwproducten uit het voorgaande jaar. De meeste groenten en fruit worden echter geïmporteerd, vaak uit de buurlanden. Aangezien deze producten altijd uitgebreid worden gecontroleerd door een rabbijnse inspecteur, wordt dat dit jaar, met de aanhoudende coronacrisis, heel erg moeilijk.

Deel dit artikel via


Meer van zulke artikelen lezen?

Neem voor slechts € 12,50 p.j. een abonnement op IB Magazine. Het magazine bevat o.a. getuigenissen van Messiaanse Joden, interessante Bijbelstudies, nieuws, verhalen van de Bijbelverspreiding en achtergrondartikelen. Of abonneer u gratis op onze digitale nieuwsbrief.

Gratis nieuwsbrief IB Magazine

Sluiten