Tamir Kugman groeit op in een seculier gezin, waar religie nauwelijks een rol speelt. Toch bidt hij als kind soms stilletjes: “Ik had het gevoel dat God er wél was en dat ik met Hem kon praten.”
Van jongs af aan is tekenen en schilderen Tamirs grote passie. Het is zijn manier om zich te uiten. Daarom schrijft hij zich in bij de Alef Kunstacademie in Tel Aviv. Hij komt terecht in een vrije wereld vol dans, muziek, film en veel creativiteit.
Zonder God
Een diepe teleurstelling op zijn zestiende leidt ertoe dat Tamir God uit zijn leven bant en verklaart niet langer in Hem te geloven. Vanaf dat moment woedt er een vreemde strijd in hem: een conflict tussen het ontkennen én erkennen van God. Tamir zoekt naar antwoorden en probeert ze te vinden in kunst, de wetenschap en filosofie. Hij leest boek na boek. Maar hoe meer hij leest, hoe groter de beklemming voelt. Zonder God lijkt de wereld koud en egoïstisch, vol eigenbelang en zonder liefde.
Zijn zoektocht duurt twee jaar, totdat hij wordt opgeroepen voor zijn dienstplicht in het Israëlische leger.
De overgang is enorm. Geen vrijheid, geen creativiteit, maar discipline en strakke regels. “Alles waar ik van hield, schilderen, tekenen en muziek, werd in één klap stilgezet.” Maar juist hierdoor ontstaat er iets nieuws: een verlangen om God weer te zoeken. Dit begint eigenlijk al tijdens de IDF-beëdigingsceremonie, wanneer Tamir zijn hand op de Bijbel legt. “Diezelfde avond lag ik in mijn tent met die Bijbel in mijn handen,” vertelt hij, “en sloeg ik hem open bij het boek Jesaja. Ik begreep de woorden niet echt, maar er veranderde wel iets: de vijandschap tegenover God werd minder.
Stoffig in de boekenkast
Na zijn diensttijd volgt een moeilijke periode. In korte tijd raakt Tamir betrokken bij twee auto-ongelukken. Het zet hem stil bij de kwetsbaarheid van het leven en bij de dood. In die periode herinnert hij zich de legerkameraad die het Evangelie met hem heeft gedeeld, hem heeft verteld over Jesjoea. Tamir besluit dat hij er meer over wil weten. Maar hoe? Dan schiet hem ineens iets te binnen: “In mijn boekenkast staat een Nieuw Testament. Vijf jaar geleden gekregen tijdens een muziekfestival in Arad.”
Ontdekking en keerpunt
Het eerste vers van het Nieuwe Testament grijpt Tamir meteen aan: ‘Het boek van het geslachtsregister van Jesjoea HaMasjiach, Ben-David, Ben-Avraham’ (Matt. 1:1). Voor het eerst beseft hij helder dat Jesjoea Joods is en als Messias wordt genoemd.
Tamir begint met zijn zoektocht in de Bijbel. Met woordenboeken, kaarten en oude encyclopedieën probeert hij de teksten beter te begrijpen. Ondertussen ontmoet hij ook gelovigen uit verschillende delen van Israël. Hun warmte en rust maken indruk op hem. “Ze straalden iets uit dat ik niet kende, maar dat ik wél wilde.”
Hoofdstuk 1 van Jesaja is voor Tamir een keerpunt. “De woorden van de profeet waren zo duidelijk, zo zuiver. Ik begon te begrijpen wie wij, het volk Israël, werkelijk zijn.” Hij ontdekt ook dat religie soms huichelachtig kan zijn. Maar bij zijn voorvader Abraham ziet hij iets anders: een eenvoudig en puur geloof.
Het Nieuwe Testament houdt Tamir ook een spiegel voor. In het licht van Jezus’ woorden worden zijn eigen zonden zo zichtbaar. “Het was alsof iemand een lamp had aangestoken, en ik dingen in mezelf zag die ik nooit eerder had opgemerkt.” Twee vragen blijven door zijn hoofd spoken: Wat doe ik met Jesjoea’s oproep om Hem te volgen? En: Is Hij echt de Messias?
Het is volbracht
Op een dag hoort Tamir tijdens een bijeenkomst met gelovigen over Jesaja 53. Nieuwsgierig slaat hij het op. Hij leest het hoofdstuk en weet meteen: dit gaat over Jesjoea! Toch blijft er strijd. Het is voor hem moeilijk om te begrijpen wat Jesjoea bedoelde toen Hij aan het kruis zei: ‘Het is volbracht.’
Maar na enige tijd valt ook dat kwartje. Tamir beseft dat in Christus zijn zonden zijn vergeven, voor altijd. En dat God hem al Zijn liefde heeft gegeven door Zijn Zoon, en ook dat niets of niemand dat ooit nog van hem kan afnemen.
Hij hoeft helemaal geen nieuwe schepping van zichzelf te maken. Want “… als iemand in de Messias is, is hij een nieuwe schepping. Het oude is voorbijgegaan; zie, alles is nieuw geworden” (2 Kor. 5:17).
Vandaag wil Tamir die boodschap doorgeven aan de wereld. En zeker aan zijn eigen volk, dat Jesjoea zo nodig heeft. Juist nu. Juist vandaag.
Jarenlang stond de Bijbel ongeopend in de kast, maar op Gods tijd sprak het met kracht.
Een Bijbel in elk Joods huis!
Deel dit artikel via
